Een schilder, beeldhouwer, ontwerper en een ondernemer. Allemaal bij elkaar om de hoek. Dat kun je alleen vinden in een ateliercluster. Maar wat heb je er nou aan om zo dicht op elkaar te zitten? We namen een kijkje bij twee hele verschillende clusters: Sectie-C in Eindhoven en Carré in Tilburg.
- Geschreven door Sofie van der Wal
In bijna elke grote Brabantse stad zit wel zo’n cluster. Het kan een gebouw zijn, zoals een oud fabriekspand of schoolgebouw. Maar het kan ook een groot, open terrein zijn, zoals Sectie-C in Eindhoven. Sectie-C is een voormalig bedrijventerrein, waar door de jaren heen allerlei kunstenaars en makers zich hebben verzameld. De eerste groep creatievelingen die zich er vestigden, was meteen al een samenwerking: Collaboration O. Zij zetten de toon voor de rest van Sectie-C.
Ontwerper Kim Haagen heeft al deze ontwikkeling vanaf het begin meegemaakt. Zij maakte onderdeel uit van die eerste groep ontwerpers van Collaboration O. “Toen wij hier kwamen was het nog helemaal leeg”, vertelt ze. Het pand van Collaboration-O is dan ook het ultieme voorbeeld voor de rest van Sectie-C. Twaalf ontwerpers delen er één groot fabriekspand. De ruimte is opgedeeld in individuele, kleine, 2-laags werkplekken, die de ontwerpers helemaal zelf hebben gebouwd. Maar er is ook nog steeds veel gedeelde ruimte met bijvoorbeeld machines die voor iedereen te gebruiken zijn.
Kort verliet Haagen Sectie-C voor een individueel atelier, maar uiteindelijk kwam ze toch weer terug. De voordelen van het ateliercluster waren toch te groot. “Je bouwt hier een groot netwerk op. Als je bijvoorbeeld iets nodig hebt, materialen of expertise, zit alles in de buurt. Je kent altijd wel iemand die weer iemand anders kent.” Daarnaast kunnen makers binnen de gedeelde werkruimtes materieel met elkaar delen, zoals de grote en vaak dure machines. “Zo hoef je niet alles zelf in huis te hebben”, zegt Haagen. En dat leidt soms ook tot samenwerking. Haagen: “Samen kun je bijvoorbeeld grotere projecten aannemen.”
Ontwerper en medelid van Collaboration O, Joan Vellvé Rafecas, is het hier wel mee eens. “Als klein bedrijfje is het erg handig dat je niet meteen alles zelf hoeft te kopen”, zegt hij. “Je kunt ook makkelijker taken uitbesteden, want je kent elkaar en vertrouwt elkaar.” Daarnaast kunnen de huurders altijd bij elkaar terecht voor feedback. “Je kan van elkaar leren, maar ook elkaar uitdagen.” Maar zo veel creatievelingen bij elkaar kan echter ook voor problemen zorgen in bijvoorbeeld de huurdersvergadering. “Creatieve mensen hebben hun eigen ideeën en sterke meningen. Zo krijg je veel discussie en wordt het lastig om dingen te beslissen”, aldus Rafecas.
Het gebouw Carré in Tilburg zit ook vol met een grote diversiteit aan kunstenaars, makers en bedrijfjes. Het oude Elisabeth Ziekenhuis is met ruim negentig ateliers het grootste gebouw van overkoepelende organisatie Ateliers Tilburg. Maar het gesloten karakter van het gebouw zorgt voor een hele andere sfeer dan op Sectie-C. “Het is vrij individueel hier”, vertelt Martine Taks, van Ateliers Tilburg. In de lange gangen van het oude gebouw zijn veel gesloten deuren te zien. “In onze nieuwere panden zijn veel huurders daar samen begonnen. Daar zien we veel meer interactie.”
Beeldhouwer Margot is al jaren als gevestigd kunstenaar werkzaam in Carré. Zij zit er al sinds 1985, toen het gebouw net een paar jaar in gebruik was genomen als atelierruimte. “Ik zie eigenlijk niet zo veel andere mensen, ik heb het gewoon altijd zó druk”, vertelt ze. Maar af en toe maakt Homan wel een praatje, vooral met de mensen in dezelfde gang. “Ik vraag altijd mensen om me te helpen sjouwen”, grapt ze. Homan maakt veel grote, bronzen beelden. Toch ontstaat er soms wel een kleine samenwerking. “Als ik een bepaald soort iemand nodig heb en ik weet dat het hier in het gebouw zit, ga ik toch eerst bij hen aankloppen”.
Grafisch ontwerper Joep van Gassel heeft zijn werkruimte in een hele andere gang van Carré. Daar is meteen te zien dat er iets meer naar buiten wordt getreden door de huurders: de oude ziekenhuisgang is opgeleukt met kunstwerken. Van Gassel heeft dan ook goed contact met zijn buren. “Ik ken iedereen hier in de gang wel bij naam”, vertelt hij. En dat ondanks de gesloten deuren. “Je moet hier gewoon een beetje de weg weten.” De ontwerper klopt graag en vaak aan bij andere kunstenaars. “Ik kan zo naar een andere grafisch ontwerper in het pand lopen voor een frisse blik.” Ook het zakelijke netwerk is belangrijk. Van Gassel sleept vaak klussen binnen via andere huurders of wordt door zijn buren ingehuurd.
Door het uitwisselen van kennis, diensten en ideeën kan er dus veel ontstaan binnen zo’n ateliercluster, maar daar moet je wel zelf naar op zoek gaan. Daarnaast is de gedeelde verantwoordelijkheid voor de panden en het grote materieel voor velen een fijne bijkomstigheid. Zo kunnen huurders samen werken aan een prettige, praktische en inspirerende werkomgeving. Als het maar niet té gezellig wordt. “Af en toe merk ik dat ik iets te veel aan het kletsen en niet aan het werk ben”, lacht Haagen. Maar het sociale contact is ook belangrijk. “Zo word je toch een beetje uit je eigen wereldje gehaald en kun je weer inspiratie opdoen.”