Geachte heer Verhoeve en leden van Provinciale Staten,
In de aanloop naar een nieuw bestuursakkoord staat de wereld niet stil. Ook in de cultuursector volgen de ontwikkelingen elkaar snel op. Het maatschappelijke belang van cultuur wordt daarbij – mede door de ervaringen tijdens de coronapandemie – inmiddels breed onderkend. En met zicht op een nieuwe kunstenplanperiode (2024-2028) bereidt de Brabantse cultuursector zich nu voor op een nieuwe aanvraagronde. In deze brief brengen we u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen, om deze te kunnen betrekken bij de totstandkoming van het cultuurbeleid in Noord-Brabant.
Geschreven door: Henri Swinkels
Brabantse culturele infrastructuur of ecosysteem
De Brabantse culturele infrastructuur is de afgelopen jaren aanzienlijk versterkt. Veel van onze culturele voorzieningen hebben zich doorontwikkeld, met ondersteuning vanuit provinciale instrumenten als Impulsgelden en het Brabant C fonds. Meer instellingen maken nu deel uit van de nationale Basisinfrastructuur (BIS), waardoor er meer Rijksgeld voor cultuur naar Brabant komt (zie figuur 1). En jaarlijks maken duizenden kinderen via cultuureducatie kennis met cultuur. Een activiteit die door nagenoeg alle Brabantse gemeenten wordt gesteund. Toptalenten vinden in Brabant al jaren ondersteuning door het Brabantse unieke talentontwikkelingsprogramma Talenthub Brabant, waarmee ze in staat zijn om de (inter)nationale top te bereiken en een beroepspraktijk op te bouwen.
Daarmee heeft de Cultuuragenda van Brabant voor 2020, die de provincie in 2013 presenteerde om het Brabantse culturele ecosysteem weerbaar en robuust te maken, duidelijk impact gehad. Het bevestigt de rol die de provincie hierbij speelt en tevens het belang om dat te blijven doen. Met het recent vastgestelde beleidskader Levendig Brabant 2030 zijn die ambities er en kan – net als destijds bij de cultuuragenda van Brabant – een meerjarige investeringsagenda niet uitblijven.
Resultaten uit het verleden, kansen voor de toekomst
Noord-Brabant heeft met Kunstloc Brabant een gewaardeerde kennis- en uitvoeringsorganisatie om met het culturele veld, maatschappelijke organisaties, gemeenten, bedrijfsleven en andere partners te kunnen bouwen aan een culturele infrastructuur van hoge kwaliteit die alle Brabanders bereikt. Voor de komende provinciale bestuursperiode en de kunstenplanperiode (2025-2029) zien we in het Rijksbeleid een aantal kansen, om als provincie de slagkracht ten aanzien van de Brabantse culturele infrastructuur te vergroten. Achtereenvolgens gaat het om:
1. Continuïteit in Rijksbeleid
Staatssecretaris Uslu stelt in haar Meerjarenbrief “De kracht van creativiteit / cultuur midden in de samenleving” dat zij in de komende planperiode continuïteit wil bieden en daarom niet te veel wil wijzigen. Zij handhaaft daarom de (tijdelijke) uitbreiding waardoor meer aanvragen gehonoreerd kunnen worden door de Rijksfondsen (25 miljoen per jaar vanaf 2025). Door deze uitbreiding konden in de lopende planperiode bij het Fonds Podiumkunsten 13 extra Brabantse initiatieven worden ondersteund. Voor continuering van deze financiering door het FPK is het echter essentieel dat deze initiatieven ook verzekerd blijven van provinciale ondersteuning.
2. Fair Practice Code
De staatssecretaris zet in op een eerlijke beloning van werkenden in de culturele sector en faciliteert daartoe (met 34,1 miljoen per jaar) de toepassing van de Fair Practice Code. In onze publicatie brachten we de gevolgen hiervan reeds in beeld. Om de staatsecretaris hierin te volgen zou de provincie 0,6 miljoen per jaar moeten reserveren om het aantal gehonoreerde aanvragen en de productiecapaciteit van de aanvragen in de meerjarenregeling op peil te houden.
3. Nationaal akkoord Amateurkunst
De staatssecretaris zet ook in op een Nationaal Akkoord Amateurkunst met afspraken tussen OCW, IPO en VNG over een structurele, samenhangende aanpak van de ondersteuning van amateurkunstgroepen. Daarmee komen rijksmiddelen beschikbaar (3 miljoen per jaar) om in samenwerking met provincies en gemeenten de amateurkunst te kunnen ondersteunen. Gezien het belang van amateurkunst in de Brabantse samenleving, verdient het aanbeveling rekening te houden met een provinciale bijdrage, voortkomend uit dit akkoord. We schatten in dat het zal gaan om een bedrag van 150.000 euro per jaar.
4. Cultuureducatie met Kwaliteit
De signalen vanuit het ministerie van OCW wijzen er inmiddels op dat het programma Cultuureducatie met Kwaliteit met nog een periode van 4 jaar wordt verlengd (CmK4). In dit programma werken het Rijk, provincie en gemeenten reeds samen. In de lopende CmK3-periode is de jaarlijkse bijdrage van de provincie 480.000 euro. Met deze provinciale bijdrage is het gelukt inmiddels 51 van de 55 Brabantse gemeenten (en daarmee zo’n 530 scholen) deel te laten nemen aan dit programma.
5. Kansen regionalisering
De staatssecretaris investeert in de regionale spreiding van de investeringen via de Rijksfondsen. Voor de film- en muziekhubs is een ruimer budget beschikbaar (3 miljoen per jaar) om de regionale spreiding en lokale positie van film, media en muziek, ook buiten de Randstad, te versterken. Ook hier liggen dus kansen voor onder andere het Brabantse Talenthub programma.
6. Mentale gezondheid
Uit onderzoek weten we dat cultuurdeelname en beoefening bijdraagt aan de gezondheid van mensen, zo stelt de staatssecretaris in haar Meerjarenbrief. Met het ministerie van VWS investeert ze daarom in het versterken van mentale gezondheid via cultuurdeelname in het Programma Cultuurparticipatie. Dit sluit aan bij het beleidskader Levendig Brabant waarin eveneens de bijdrage van cultuur aan gezondheid is opgenomen en de inzet van Kunstloc Brabant op dit onderwerp.
7. Impuls voor innovatie en versterking in culturele sector
Met het impulsgeldenprogramma is in de afgelopen 10 jaar succesvol geïnvesteerd in de ontwikkeling van creatieve makers, culturele instellingen in de Brabantse culturele sector. Dit heeft er aan bijgedragen (zie onderzoek Berenschot) dat meer Brabantse culturele organisaties zich konden ontwikkelen en inmiddels deel uitmaken van de landelijke BIS, of gehonoreerd zijn vanuit de Rijksfondsen of provinciale meerjarenregeling. Impulsen blijven nodig voor innovatie en versterking van de sector.
We adviseren bij het bestuursakkoord daartoe (naast de beschikbare structurele middelen) 1,2 miljoen per jaar aan additionele financiering beschikbaar te stellen om tot een wederom robuuste en betekenisvolle nieuwe regeling te kunnen komen als opvolger van de impulsgeldenregeling.
8. Digitalisering
Zowel de staatssecretaris in haar Meerjarenbrief als de provincie in het beleidskader Levendig Brabant (doel 3.3.) spreken over het verkennen van kansen en mogelijkheden ten aanzien van digitalisering. Het rijk ondersteunt de digitale transformatie en reserveert daar (bescheiden) middelen voor, maar de inzet vanuit de provincie blijft nog abstract. We adviseren, als dit een serieuze inzet is, ook middelen beschikbaar te stellen voor digitalisering in de cultuursector.
Tot slot: de maatschappelijke rol van cultuur
Al in 2013 zette de provincie met de Cultuuragenda voor Brabant in op de verbinding van cultuur met andere domeinen zoals samenleving, economie en ruimte. De realisatie van die doelstelling heeft een lange adem nodig en het helpt dat nu ook het Rijk expliciet cultuur verbindt aan het sociaal domein en creativiteit koppelt aan complexe maatschappelijke transities. Voor de daadwerkelijke toepassing van verbeeldingskracht en creativiteit in provinciale opgaven, vinden we het essentieel dat financiering van deze inzet niet vanuit cultuurbudget plaatsvindt, maar - zoals we ook adviseerden in het “advies bij beleidskader Levendig Brabant 2030” - gefinancierd wordt vanuit andere sectoren. Het gaat immers om de bijdrage van creativiteit en verbeeldingskracht aan de opgaven in die sectoren.
Meer weten over deze brief of de achtergronden hiervan?
Neem contact met mij op.