- Kennis & inspiratie
- Consequenties van uitgangspunten provinciale meerjarenregelingen voor levendig Brabant
De Statenmededeling met uitgangspunten voor de meerjarige subsidies in 2025-2028 voor culturele instellingen spreekt de ambitie uit om - in navolging van de Rijksoverheid - de bestaande regelingen en inzet slechts beperkt te wijzigen. Daarmee hoopt de provincie dat we meer Rijksgeld naar Brabant kunnen halen. Het realiseren van deze ambitie is evenwel sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van additionele financiële middelen.
Als deze additionele middelen de komende bestuursperiode onverhoopt niet beschikbaar komen voorziet de provincie een vermindering van het aantal culturele instellingen dat ondersteund kan worden. Vanuit het culturele veld bereikte ons de vraag hiervan de consequenties in beeld te brengen, mede in het licht van de toepassing van de Fair Practice Code en toegenomen inflatie.
Matching met Rijksmiddelen
Om de doelen in beleidskader Levendig Brabant 2030 te realiseren is het van belang dat er Rijksmiddelen aangetrokken worden. De Statenmededeling spreekt dan ook de hoop uit dat meer Rijksgeld naar Brabant gehaald kan worden.
Zoals in de Statenmededeling staat beschreven, maken de nu voorliggende uitgangspunten onderdeel uit van de bestuursperiode 2024-2027. De uitvoeringsagenda Levendig Brabant 2024-2027 wordt naar verwachting vóór het zomerreces vastgesteld. In het najaar van 2023 worden de subsidieplafonds voor 2025-2028 vastgesteld. Als door het uitblijven van additionele middelen minder culturele instellingen ondersteund kunnen worden, ontbreekt daarmee ook de aansluiting bij het Rijk en zal minder Rijksgeld naar Brabant komen. Dit raakt direct de positie van de Brabantse culturele instellingen die de afgelopen jaren een positie hebben verworven in de BIS of bij de Rijksfondsen, en hier de pijlers vormen onder de Brabantse culturele infrastructuur.
Integratie incidenteel gefinancierde instellingen, waaronder de symfonische muziekvoorziening Zuid Nederland
De provincie schrijft in de Statenmededeling in principe alle vierjarige subsidies aan culturele instellingen via de meerjarige regelingen te willen laten lopen.
In 2021-2024 zijn diverse instellingen, waaronder de symfonische muziekvoorziening Zuid Nederland, buiten de meerjarenregeling om met incidentele middelen bekostigd. Als dergelijke instellingen de komende periode ook uit structurele middelen subsidie ontvangen, zouden deze instellingen - bij gelijkblijvende subsidieplafonds - een groot aantal instellingen die nu uit de regelingen worden bediend onder de zaaglijn kunnen drukken.
Niet alleen verliezen deze culturele instellingen daarmee de mogelijkheid matchingsgeld op te halen bij het Rijk, ook zien zij zich daarna genoodzaakt hun heil bij andere regelingen van gemeenten en provincie te zoeken. Denk aan incidentele projectsubsidies, waarmee zij op hun beurt andere instellingen en makers wegdrukken die een belangrijk deel van hun projecten en exploitatie in gevaar zien komen. Tot in de humuslaag van de culturele sector heeft dat verstrekkende gevolgen.
Toepassing Fair Practice Code
In haar Meerjarenbrief 2023-2025 zet staatssecretaris Uslu extra in op een eerlijke beloning met de Fair Practice Code (FPC). Zij stelt daarvoor extra middelen beschikbaar (vanaf 2025 jaarlijks 34,1 miljoen) en spreekt het vertrouwen uit dat andere overheden haar daarin volgen. Met deze middelen beoogt zij bij te dragen aan een betere beloning van werkenden in dat deel van de sector waar het Rijk als financier verantwoordelijk voor is (direct of via de Rijkscultuurfondsen).
Ruim 110 culturele instellingen ontvangen jaarlijks via de BIS in totaal bijna 200 miljoen euro subsidie van het ministerie van OCW. Dit wordt ookwel ‘de kleine bis’ genoemd. Daarnaast gaat ruim 200 miljoen naar de zes rijkscultuurfondsen, waar ook subsidie wordt verdeeld over culturele instellingen. Dit wordt ‘de grote bis’ genoemd. De investering van 34,1 miljoen euro maakt een percentage van 9% op de 400 miljoen die jaarlijks via de ‘grote en kleine bis’ verdeeld wordt.
Als de provincie het voorbeeld van de staatssecretaris inderdaad opvolgt en deze code wenst toe te passen bij een gelijkblijvende omvang aan honoreringen, vraagt dat een mogelijke extra investering tot bijna 3 miljoen euro voor de gehele planperiode van vier jaar.
Inflatie
Er staat druk op de structurele middelen van culturele instellingen. Deze druk komt nu bij de werkgevers en werknemers in de cultuursector zelf te liggen. Precies waar de financiële uitgangspositie al knellend is, zoals blijkt uit de Waarde van Cultuur 2022.
Er is op landelijk niveau volop aandacht voor de benarde positie van culturele instellingen en makers. Denk daarbij aan de druk op de middelen door de sterk gestegen energiekosten en ongekend sterke inflatie. Hoewel de reële inflatie tot wel 15% kan oplopen, hanteren we hier de gemiddelde CPI inflatie voor 2023 van 7,8%. Dit vraagt over de totale inzet daarmee een correctie van zo’n 2,5 miljoen om de gestegen kosten voor culturele instellingen te kunnen compenseren. Het uitblijven van een inflatiecorrectie zal de productiekracht van culturele instellingen doen dalen en daarmee de mogelijkheid voor culturele instellingen om aansluiting te vinden bij het Rijk.
Rekenvoorbeeld
Als we deze omstandigheden (het inpassen van instellingen die nu nog buiten de regeling gefinancierd worden, FPC en inflatiecorrectie) op de huidige inzet bij de meerjarenregeling leggen, dan komen we tot het volgende beeld van de daarvoor noodzakelijke financiële omvang.
Het oorspronkelijke budget van de meerjarige regelingen voor 2021-2024 (categorie art. 1.4A en 1.4B) is €23.390.887 (in het cirkeldiagram: A + B). De oorspronkelijke beoordeling van de meerjarige regelingen 2021-2024 categorie art. 1.4B is gerepareerd met €3.630.800 (in het cirkeldiagram: C). De symfonische muziekvoorziening Zuid Nederland wordt in 2021-2024 gefinancierd door de provincie met €6.000.000 additionele middelen (in het cirkeldiagram: D). Een Fair Practice Code correctie van 9% van deze vier bedragen bij elkaar is €2.971.952 (in het cirkeldiagram: E). Een inflatiecorrectie van 7,5% op de bedragen A, B, C en D maakt: €2.476.627 (in het cirkeldiagram: F). Een optelsom van bovenstaande bedragen maakt het reële bedrag: €38.470.265 (100% in het cirkeldiagram). Genoemde bedragen betreffen de bijdragen over de gehele planperiode van vier jaar.
Slot
Kunstloc Brabant constateert dat wat in 2021-2024 eenmalig uit incidentele bronnen werd geput, in de dagelijkse praktijk voorziet in een structurele behoefte. Zoals in het Beleidskader Levendig Brabant staat beschreven: “Juist de provincie kan vanwege een regionale aanpak voorkomen dat topaanbod uit de regio verdwijnt.” Als men daarbij oog wil houden voor de inkomenspositie van werknemers in de culturele sector (toepassing van de FPC) en de toegenomen lastendruk van culturele instellingen (inflatiecorrectie) is een aanmerkelijke groei van het budget voor de meerjarenregeling relevant.
Heb je vragen?
Neem dan contact op.