Sinds begin maart is Geert van Boxtel aan de slag als ‘arrangeur’ voor de Provincie Noord-Brabant. In zijn eerste blog schreef Geert over zijn opdracht: een impuls geven aan de vernieuwing en verbreding van de klassieke muzieksector in de provincie. In zijn tweede blog ging Geert in op een belangrijk aspect van het beluisteren en het maken van (klassieke) muziek: de verwondering die ontstaat voor fysiek contact met klank. In deze blog schrijft Geert over de ontwikkeling van de klassieke canon in relatie tot het publiek.
- Geschreven door Geert van Boxtel
'Klassiek'
Het woord ‘klassiek’ is in een aantal opzichten een problematische term. Voor veel mensen is klassieke muziek een synoniem voor muziek die gespeeld wordt op een traditioneel instrumentarium. Dat kan een piano zijn, maar ook het rijke palet aan instrumenten die samen een orkest vormen. Oorspronkelijk is de betekenis van het woord ‘klassiek’ afkomstig uit een typische periode in de Westerse muziekgeschiedenis. Hiermee werd de muziek van Haydn, Mozart en Beethoven aangeduid, aangevuld met muziek van iets minder bekende componisten die hun werk verrichtten tussen ongeveer 1750 en 1810. Een historisch duidelijk afgegrensde periode waarin een eeuwenlange ontwikkeling van tal van muzikale vormen tot een zekere afronding kwam. De symfonie, het strijkkwartet en de (piano)sonate zijn drie van de vormen die in deze periode hun min of meer uiteindelijke vorm vinden.In de loop der jaren is het begrip ‘klassiek’ flink opgerekt: we verstaan er ook de muziek uit eerdere én latere periodes onder: de Barokke klanken van Vivaldi en Bach, de opera’s van Monteverdi en ook de motetten van Palestrina en andere Renaissancemeesters worden aangeduid met het algemene begrip ‘klassiek’. De navolgers van Mozart en Beethoven vallen er ook onder: de hele muzikale Romantiek met Schuberts poëtische liederen, Wagners grootse muziekdrama’s en de evocatieve klanken van Debussy worden allemaal ‘klassiek’ genoemd. Zelfs gecomponeerde muziek uit de 20e en 21e eeuw wordt ‘klassiek’ genoemd. Deze terminologische verwarring is een onbedoeld gevolg van een opmerkelijke ontwikkeling binnen de muziekwereld. Tot het begin van de 19e eeuw werd er vrijwel uitsluitend muziek ten gehore gebracht die ‘hedendaags’ was. Componisten schreven nieuwe muziek, deze werd éénmaal of enkele malen uitgevoerd en in de meeste gevallen weer min of meer vergeten door het publiek. De muziek van Bach -pas enkele decennia oud- was nagenoeg in de vergetelheid geraakt toen Felix Mendelssohn in 1829 diens Mattheuspassie herontdekte en het stuk liet uitvoeren. Het is een teken van de tijd. In de 19e eeuw werd er meer en meer ‘oude’ muziek herontdekt en gespeeld door de toonaangevende orkesten, zangers en musici van die tijd. Het aandeel eigentijdse muziek dat op de lessenaars verscheen nam geleidelijk aan af. Deze ontwikkeling heeft zich tot ons tijdsgewricht voortgezet, met als gevolg dat verreweg de meeste muziek die vandaag de dag in de concertzalen te horen is, dateert uit vroeger tijden. Het contact tussen eigentijdse muziek en publiek is zo in de loop van een kleine twee eeuwen flink verminderd.
Kennis van de canon
De redenen voor deze ontwikkeling van het klassieke muziekleven zijn lastig te duiden. Helder is wel dat in de Romantiek het zogenoemde ‘historicisme’ van belang werd: onze Westerse maatschappij werd zich bewust van haar eigen geschiedenis. Dit proces voltrok zich ook rond de muziek: oude meesters werden herontdekt en de historische samenhang tussen verschillende stukken en stijlen werd opgemerkt en bediscussieerd. Er ontstond een idee over de relatie tussen onze maatschappij en de muziek die daarbij past. En zo werd de muzikale canon geboren: de muziekgeschiedenis als een samenhangend verschijnsel dat in al haar rijkdom de essentie bevat van waar onze Westerse maatschappij muzikaal toe in staat is. In die canon bestaan tal van ideeën over waarom bepaalde muziek ‘beter’ is dan andere, of waarom een specifiek stuk meer invloed heeft dan een ander stuk. Muziek werd naast het beleven van een klinkend esthetisch genoegen meer en meer gezien als een permanente muzikaal-esthetische ontwikkeling waarin bepaalde stukken op een voetstuk werden geplaatst. Daarmee werd het noodzakelijk voor luisteraars om bepaalde kennis over deze muzikale canon te verkrijgen. De context en de geschiedenis van een bepaalde compositie werden steeds meer van belang om de waarde van een muziekstuk te kunnen beoordelen.Dit gegeven, dat je ‘kennis’ moet hebben van de muziek en haar geschiedenis om haar ten volle te kunnen waarderen, is tot op de dag van vandaag onderhuids aanwezig in ons muziekleven. Om de waarde van een bepaald muziekstuk te kunnen inzien, zo lijkt de ongeschreven wet, heb je een goed overzicht nodig van de hele muziekgeschiedenis. Niet voor niets hoor je vaak mensen die zeggen dat ze ‘geen verstand hebben van muziek’. Met zo’n opmerking wordt gerefereerd aan het gevoel dat men onvoldoende ingewijd is in klassieke muziek, te weinig onderscheidend vermogen heeft om dingen te plaatsen in de tijd of te horen of iets ‘goed’ of ‘niet goed’ is. Het wordt pijnlijk wanneer mensen ook niet meer durven zeggen of ze het ‘mooi’ vinden of ‘niet mooi’. Pijnlijk, omdat het publiek zo buiten de discussie blijft, zichzelf niet of onvoldoende in staat acht om haar smaak te motiveren of zelfs maar te durven zeggen dat men iets al dan niet waardeert. De angst om niet voor vol aangezien te worden overheerst dan de nieuwsgierigheid of de verwondering die luisteraars mogelijk voelen. Op dat moment wordt de klassieke canon een uitsluitingsmechanisme in plaats van de schier onuitputtelijke bron aan muzikale rijkdom die zij werkelijk is.
Het belang van contact
In deze laatste opmerking schuilt ook het verband met mijn vorige blog over de kwaliteit van het contact tussen musici en publiek. Wanneer door de teruggang van muziekeducatie en maatschappelijke relevantie het directe contact tussen uitvoerders, componisten en publiek afneemt, achten mensen zich onvoldoende in staat de complexe, veelzijdige rijkdom van het muzikale verleden te waarderen. Er zijn musici, componisten, programmeurs of dirigenten nodig die de moeite nemen de brug tussen hun ambacht en de luisteraar van nu te maken. Wanneer dat niet gebeurt, is het publiek onverbiddelijk. Het zal wegblijven en op zoek gaan naar andere gelegenheden waar men wellicht met minder kennis, luisterervaring of historisch perspectief van muziek kan genieten.
Na deze kritische woorden zoek ik in mijn volgende blog weer een positieve denkrichting en zal ik ingaan op de vraag op welke manier muziek, uit zowel de klassieke canon als uit onze tijd, zich opnieuw relevant kan tonen voor het publiek.
Dit project wordt inhoudelijk ondersteund en gefaciliteerd door Kunstloc Brabant en financieel door de provincie Noord-Brabant.