Het failliet van de projectencarrousel
Cultuurparticipatie is een prachtig gegeven. Er gebeuren de mooiste dingen op het snijvlak van cultuur, zorg en welzijn. Maar het is niet allemaal rozengeur en maneschijn. Het organiseren van cultuurparticipatie loopt soms stroef en stroperig. Voor organisatoren van cultuurparticipatie is het moeilijk om door te bouwen op succesvolle activiteiten door de projectencarrousel waar ze in blijven hangen. Er ontstaat een opeenvolging van tijdelijke plannen, terwijl de maatschappelijke vraagstukken langdurig zijn. Hoe zorgen we dat het allemaal soepeler gaat lopen? En blijft lopen? Hoe zorg je als cultureel ondernemer voor duurzame financiering? In dit artikel gaan we op zoek naar hoe we cultuurparticipatie kunnen verduurzamen. Op die manier kunnen namelijk zoveel mogelijk mensen deelnemen aan kunst en cultuur en zo hun levens verrijken.
Een kritisch en verdiepend gesprek met Angela van Dijk, specialist cultuur, zorg en welzijn bij het LKCA, en Klaas Burger, artistiek leider bij de Academie voor Beeldvorming. Vanuit Kunstloc schuift adviseur kunst en leefbaarheid Warner Werkhoven aan.
Angela werkt bij het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst. Dit instituut zet zich in om de aandacht voor cultuureducatie, cultuurparticipatie en de toegankelijkheid van cultuur te vergroten. Angela’s werk bestaat uit het ophalen en delen van kennis over wat werkt op het gebied van cultuur in het brede sociale domein.
Klaas is artistiek leider bij de Academie voor Beeldvorming. Hier gebruiken ze kunst om maatschappelijke vragen aan te pakken. Dit doen ze in de vorm van artistiek actieonderzoek, team-producties die wel tien jaar kunnen duren. In deze actieonderzoeken halen ze verhalen op uit de leefomgeving, onderzoeken ze de beeldvorming, het beleid en de kennisontwikkeling rond een vraagstuk. Daarna gebruiken ze kunst als strategie om die twee werelden bij elkaar te krijgen.
Links: Angela van dijk. Rechts: De Buurtbatterij, presentatie van het bouwbord met ideeën rond energietransitie van kinderen uit de Groote Wielen, gemaakt door Mike Harris
Warner houdt zich als adviseur bij Kunstloc bezig met de inzet van kunst voor sociale opgaven. Anderzijds richt zijn werk zich op data en onderzoek. Warner is een systeemdenker die altijd probeert te achterhalen hoe dingen werken.
Nu dit voorstelrondje achter de rug is, duiken we met deze specialisten dieper de materie in. Een kleine waarschuwing vooraf: het wordt een diepe duik!
Demontage
Kunst en cultuur opereren binnen de bestaande frames. Systemen die ooit ontstaan zijn en soms bevorderlijk en andere keren verstikkend werken. Om te zorgen voor een ademend apparaat is het goed om de bestaande machine open te draaien en te kijken naar de onderdelen. Daarvoor heb je in eerste instantie mensen nodig die weten hoe de machine in elkaar steekt. Iemand als Warner. Hij beschouwt de cultuursector als een soort radio die hij uit elkaar kan schroeven om te bestuderen.
Vraag je hem om een presentatie te geven met een paar voorbeelden over cultuurparticipatie - zoals het Fonds voor Cultuurparticipatie vorig jaar deed voor de aanloopregeling - dan komt hij stiekem met een analyse van het systeem. ‘Ik heb dus die presentatie gedaan’, vertelt Warner, ‘een paar voorbeelden genoemd, maar daarna vooral gefocust op de pijnpunten van zo’n regeling.’ Op het eind van de presentatie kwam hij tot de conclusie: met tijdelijk geld kun je geen permanente drempels oplossen. ‘Dus ook al kan je daarvoor twee of drie jaar geld op aanvragen, het is en blijft een project, dat is per definitie tijdelijk. En de maatschappelijke vraagstukken die je wilt aanpakken zijn er voor langere tijd. En dat is echt een euvel bij veel subsidieregelingen.’
Toen hij dit constateerde kreeg hij veel bijval vanuit de zaal. ‘Toen dacht ik: hier zit iets, dit is een gevoelige snaar.’ Ook tijdens gesprekken die Warner vanuit Kunstloc heeft gevoerd voor een landelijk platform voor kunst en gezondheid kwam hij tot diezelfde conclusie. ‘Er zit een soort kluwen die elkaar in stand houdt. Een aantal dingen die elkaar in de greep houden waardoor het niet verder komt en alles telkens in een soort projectencarrousel blijft hangen.’
Angela ziet wat Warner hier omschrijft bijna elke dag in haar werkveld: ‘Ik herken dit probleem, en de kwestie die jij hier schetst kent heel veel oorzaken. Het zit ook ergens diepgeworteld in de culturele sector zelf, die heel erg in de tang wordt gehouden door die subsidies en waar mensen niet beschouwd worden als serieuze ondernemers. Dus het is ook een wurggreep waar je in wordt gehouden, wat ook wel wat vraagt van je om je daar uit te ontworstelen, als je praat over begrippen als verduurzamen.’
Ook Klaas herkent dit probleem in de actieonderzoeken die hij vanuit de Academie voor Beeldvorming uitvoert. ‘Je bent zo een paar jaar verder’, vertelt hij, ‘het lukt maar heel spaarzaam om subsidie te krijgen vanuit bijvoorbeeld het Fonds voor Cultuurparticipatie. En dat heeft te maken met het feit dat we onze impact nooit duidelijk kunnen maken op de termijn van een à twee jaar. Impact wordt pas duidelijk na vier, vijf of zes jaar. Vaak ook pas na een tweede projectopzet. Subsidies komen vanuit politieke kaders, ze zijn bedacht vanuit probleem en oplossing. Wij moeten daar binnen een korte termijn verantwoording over kunnen afleggen. Want de volgende wethouder, het volgende provinciale bestuur, die denkt weer op een nieuwe manier over de budgetten. Het vreemde is: die financieringsstromen ervaar ik als problematisch, en tegelijkertijd ben ik blij dat ze er zijn.’
Het projectmatig denken is erin gesleten volgens Warner, en dat is een hardnekkige denkwijze, vertelt hij: ‘In de cultuursector wordt van vroeger uit gedacht in producties, en die zijn tijdelijk. Maar de cultuursector is steeds meer verbonden geraakt met de maatschappelijke sectoren, en dat zijn andere vraagstukken. Dat vraagt om een ander denkkader, maar er wordt nog steeds vanuit het oude frame gefinancierd en mogelijk gemaakt.’
Volgens Angela heeft het ook te maken met het frame waarin kunstenaars en cultuur worden geplaatst. Het woord ‘kunst’ zit soms ontzettend in de weg bij financiering rondom cultuurparticipatie, vertelt ze: ‘Als je het hele woord kunst niet gebruikt, ben je allemaal met geweldige dingen bezig die iedereen fantastisch vindt. Maar op het moment dat je er kunst of cultuur opplakt gaat iedereen moeilijk kijken en komen de stomme vragen: uit welk potje moet dat betaald worden? Want dan is er opeens een ‘ander’ potje nodig. En dan moet dat opgelost worden door de sector zelf, terwijl het opgelost zou moeten worden door ons allemaal. Het is allemaal een grote ruif.’
Daarom is het volgens haar goed om te kijken hoe je aan je geld komt, en daar slim mee om te springen: ‘Ik heb hele goede voorbeelden van mensen die hun financiering overal en nergens vandaan halen, dus niet alleen uit voor de hand liggende bronnen zoals cultuursubsidies. Door juist ook te kijken naar andere financieringsmogelijkheden stel je je meer op als - ik gebruik het woord ‘ondernemer’ - maar dan blijf je in control. En als je het over verduurzaming hebt, dan heb je het ook over jezelf. Je moet jezelf kunnen bedruipen, want jij bent de sleutel in het proces.’
Warner’s Wiel voor Waardering van Waarden
De probleemstelling is duidelijk: hoe komen we uit de projectencarrousel? Om het antwoord op deze vraag te vinden is Warner aan de slag gegaan met pijlen, woorden en causale lussen. Het model draait om vier termen die een essentiële rol spelen binnen cultuurparticipatie: draagvlak, financieringsmix, resultaten en bekendheid. Voor de vorm hebben we het model een leuke naam gegeven: Warner’s Wiel voor Waardering van Waarden.
Draagvlak
Om aan de slag te kunnen gaan heb je draagvlak nodig, ondersteuning vanuit de organisatie en bereidheid bij de stakeholders.
Financieringsmix
Financiering gaat simpelweg over geld uit diverse bronnen, hoe je jouw project bekostigt.
Resultaten
Bij resultaten hebben we het over de bevindingen, effecten en opbrengsten van jouw project.
Bekendheid
Bekendheid gaat over hoe je jouw successen communiceert en in welke vorm.
De vier termen in dit model houden elkaar allemaal in stand. Dit kan op een positieve manier of een negatieve manier, legt Warner uit: ‘Stel dat je bijvoorbeeld binnen je organisatie weinig draagvlak hebt en met moeite iets losgepeuterd krijgt. Met het weinige geld lukt het ook niet echt om grote resultaten te boeken en vooral niet op korte termijn. Dat betekent dat je ook niet echt veel in handen hebt om mee naar buiten te treden en daarmee draagvlak te creëren voor een vervolg. Dat is de negatieve spiraal waar je in zou kunnen zitten.’
Bij de positieve spiraal is het precies omgekeerd, vervolgt Warner: ‘Als je wel veel draagvlak hebt en er komt geld en capaciteit vrij, dan kun je met die capaciteit een goede financieringsmix realiseren zodat je wat langer aan de slag kan en groter kan uitpakken. Daarmee kun je meer resultaten boeken en je verhaal beter naar buiten brengen. Dat zorgt uiteindelijk ook weer voor meer draagvlak.’
Angela gaat aan op het model van Warner: ‘Interessant. Ik denk dat veel cultureel ondernemers zich niet realiseren dat dit iets is waar je continu mee bezig bent en dat dit ook niet naar je toe komt vliegen.’ Volgens Angela zijn er veel mensen die zichzelf niet zien als het middelpunt van zo’n cyclus en dus niet zien dat ze zelf aan al deze knoppen draaien: ‘Ik ken mensen die helemaal goed bezig zijn, maar geen idee hebben dat ze iets moeten doen met hun bekendheid of successen. Dat zoiets iets op kan leveren, dat het belangrijk is, dat het betekenisvol kan zijn.’
Het probleem hierin ligt volgens Warner in de dagelijkse praktijk voor veel uitvoerende clubs. Heel veel tijd gaat op aan het vinden van een goede financieringsmix en draagvlak binnen de eigen organisatie. ‘Dit eist de meeste aandacht op en het lukt dan niet om een overzicht te krijgen over wat er nodig is en hoe dingen met elkaar samenhangen.’ Hij hoopt met dit model te verduidelijken hoe zaken op elkaar ingrijpen: ‘Dus dat je aan één knop kan draaien, maar dat je eigenlijk aan alle knoppen moet draaien, en dat het centrale team hier het overzicht op houdt.’
Klaas herkent dit binnen zijn eigen Academie voor Beeldvorming en de rolverdeling daar. Binnen elk actieonderzoek besteden ze al aandacht aan de punten in het model. ‘Ons kernteam bestaat uit mensen die meervoudig zijn opgeleid. Kunstacademie én sociaal werk. Fotografie én economie. Beeldende kunst én theologie’, vertelt hij. ‘Alleen expertise op kunst en educatie is niet voldoende. Je moet ook kunnen procesdenken, draagvlak organiseren en een gezonde financieringsmix bouwen. Daarvoor heb je mensen met verschillende achtergronden nodig, een divers taalgebruik én een lange adem.’
Angela pakt door op Klaas zijn punt: ‘Het is heel interessant wat je zegt, want het bevestigt ook wel wat er dus allemaal nodig is aan kennis en menskracht om te zorgen voor verduurzaming. En dat het al een wonder is dat het sommigen met z'n tweetjes lukt. Het vraagt heel veel: kennis van zaken, energie, volharding. Dit is niet iedereen gegeven.’
‘Interessante laag die er nu aan toegevoegd wordt,’ reageert Warner. ‘Je zou bijna een soort competenties moeten benoemen die nodig zijn om te verduurzamen, en die competenties moet je in je team hebben zitten. Als je op snijvlakken wilt werken tussen twee systemen - zoals cultuur en welzijn - of meerdere systemen, is het nodig dat je competenties uit al die systemen in huis hebt.’
Doorzagen
Genoeg veren en pluimen voor Warner’s model. Klaas en Angela zijn ook uitgenodigd om er eens een kritische blik op te werpen. Tijd om op het model te schieten, het door te zagen en te kijken waar het piept en kraakt.
Angela werpt haar blik nog eens op het model en pakt de zaag erbij: ‘Ik weet niet helemaal of de logica klopt zoals het hier staat met pijlen. Omdat je ook nog pijlen kunt maken tussen draagvlak en resultaten. Nu lijkt het alsof er een volgordelijkheid in zit, maar dat is niet per definitie zo. Het proces van resultaten naar boven halen, dat doe je niet in je uppie, daar betrek je ook anderen bij. En daar ben je dus ook al bezig draagvlak te creëren. Zeker als je kijkt naar samenwerkingen tussen cultureel en sociaal, zorg en welzijn.’
Klaas neemt de zaag van Angela over. De term draagvlak of stakeholders is wat hem betreft te beperkt. ‘Bij draagvlak mis ik een gemeenschap. Een gevoel van medeplichtigheid en loyaliteit. Want draagvlak gaat over een groep met wie je de resultaten leeft, doet of bent.’ Daarnaast voelt de term duurzame financiering volgens hem ook niet op zijn plaats in het midden van de cirkel. ‘Daar zou ik duurzame waardecreatie van maken. Zodat je kan laten zien dat de artistieke interventies, waar dit over gaat, iets doen wat in commerciële strategieën vaak niet kan en wat in probleemgestuurde strategieën wordt weggemoffeld, namelijk: dat duurzaamheid meer is dan geld. Dat er geen knip wordt gemaakt tussen financiële waarde en morele waarde.’
Angela knikt mee en pakt door op Klaas’ punt. ‘Het is wel een goede hoor wat je hier zegt, dat die duurzame financiering in het midden van het model iets anders wordt. Ik zou dan pleiten voor duurzame waarde. Want die waarde zou voor alle spelers in dit hele model aanwezig moeten zijn. Dus ik zou het woord creatie zelf weglaten. Het moet duurzame waarde hebben voor alle spelers in dit hele proces.’
‘Daar gaat mijn mooie model, haha. Nee, maar goede suggesties’, reageert Warner. ‘Klaas, jij had het over financiële waarde, maar ook over morele waarde. Dat triggerde mij ook wel. Ik heb nu bij resultaten staan dat je de artistieke waarde in beeld probeert te brengen en ook de maatschappelijke waarde. Maar wat versta jij onder morele waarde?’
Als voorbeeld haalt Klaas de reclames aan van MasterCard. Een kaartje voor een voetbalwedstrijd: 80 euro. De blik in de ogen van je kleinzoon: onbetaalbaar. Dat is volgens hem ook ontzettend belangrijk. Klaas: ‘Het gaat om ontmoeting, expressie, vertelling. Wat is dat waard? Ik heb echt geen idee. Maar tegelijkertijd is het heel veel waard. Het gaat erom dat je begrijpt dat artistieke, financiële, maatschappelijke en morele waarde allemaal bestaan in samenhang.’
Omdenken
Een model verandert nog niet meteen een heel systeem. Vooral niet een model dat nog in haar conceptfase zit, maar daar gaat het Warner niet om. Het gaat hem vooral over bewustwording en het gesprek dat daaruit volgt: ‘Dit model is natuurlijk niet de ultieme oplossing, maar hopelijk wel de aanzet tot een discussie. Mensen moeten de projectencarrousel wel als probleem zien, het benoemen en er een taal bij ontwikkelen zodat je er iets mee kan doen.’ Warner vergelijkt het met een ziekte die nog niet is vastgesteld: ‘Op het moment dat je een diagnose hebt, en je er kan er een label op plakken, dan kan je er iets mee. Het moet een naam krijgen zodat je het er makkelijker over kan hebben.’
De basis van het probleem zit volgens Warner in het systeem en kan alleen opgelost worden door het systeem zelf. ‘Er moet een draai komen in de manier hoe we naar financiering kijken. Dus niet meer vanuit projectmatig denken maar naar duurzame oplossingen.’
In het maken van die draai ziet Angela ook een rol weggelegd voor instellingen als Kunstloc en LKCA. ‘Ik vind dat we de sector hierbij moeten ondersteunen. Alle mensen die zich met cultuurparticipatie bezighouden, organisaties, kunstenaars en cultuur-ondernemers. Door kennis op te halen en vooral kennis te delen. Om ze mee te nemen in dit proces, en ze daarmee ook meer in control te zetten. Ze zijn geen lijdend voorwerp.’ Warner kan zich vinden in het verhaal van Angela: ‘Ik hoop dat we met dit artikel het gesprek kunnen aanzwengelen hoe financiering nu in elkaar steekt en hoe we het samen nog beter kunnen organiseren. Echt inzicht in hoe we het systeem kunnen veranderen krijg je pas als je het systeem van alle kanten belicht. Ik nodig daarom anderen uit om zich te mengen in deze discussie (of dit gesprek) en hun licht erover te laten schijnen.’
‘Dat is grappig’, besluit Klaas, ‘ik moet denken aan een theoloog die ik hoorde spreken over kerkelijke bijeenkomsten, en die zei: “Een goede preek breekt het dogma open”. Ik denk ook dat de innovatie van de sector plaatsvindt rond dit soort modellen, rond dit soort schema's. Omdat je hiermee de slagkracht kunt ontwikkelen om te laten zien dat we hier meer doen dan een linkse hobby. En dat je het participatievraagstuk van nieuwe kracht kunt voorzien.’