Arne van Vliet, managing director van Europees adviesbureau voor cultuur BECCA Europe, vertelt over zijn ervaringen met het Europees cultuurbeleid en over Europese financiering voor culturele projecten. Hiermee wil Arne je inspireren en meer inzicht geven in de mogelijkheden die 'Brussel' biedt voor de culturele en creatieve sector. Deze week: het waarom en hoe van Europees cultuurbeleid.
Geschreven door Arne van Vliet
Vijf jaar geleden hoorde ik tijdens mijn afstuderen in Politicologie voor het eerst van Europees cultuurbeleid. Na jaren van studie via Theater- Film- en Televisiewetenschap en Cultuursociologie, bleek er toch een terrein te zijn waar in de cultuurstudies blijkbaar weinig aandacht voor was. Onterecht, want al tijdens mijn scriptieonderzoek naar de lobby van de culturele sector in 'Brussel' bleek het een razend interessant onderzoeksveld te zijn. Zo interessant zelfs dat ik tot vandaag de dag in deze niche werk, met als doel om culturele projecten met hulp van het Europees cultuurbeleid succesvol te maken. De laatste tijd merk ik gelukkig dat de interesse van de culturele sector voor de Europese mogelijkheden groeit. Internationalisering is bij veel instellingen in plaats van buzz-word dagelijkse praktijk geworden, marktvergroting is (bijna) geen vies woord meer en bezuinigingen maken het een pure noodzaak verder te kijken dan de nationale mogelijkheden. Hoog tijd om wat dieper in te gaan op het hoe en wat van Europees cultuurbeleid.
Juist op het gebied van cultuur komt het spanningsveld tussen nationaal en Europees sterk naar voren.
Hoezo, Europees cultuurbeleid?
Cultuur is al vanaf het moment dat de voorlopers van de huidige EU zijn opgericht een beladen gespreks- en beleidsonderwerp. Juist op het gebied van cultuur komt het spanningsveld tussen nationaal en Europees sterk naar voren. Sommigen zijn van mening dat cultuurbeleid ver van de Europese instellingen gehouden moet worden. Een veelgebruikt argument is dat een Europees cultuurbeleid zou leiden tot een gemeenschappelijke Europese cultuur, wat ten koste zou gaan van nationale identiteit en cultuur. Met het Lissabon-Verdrag, waar in het eerste artikel -voorlopig nog- staat dat 'Éan ever closer Union among the peoples of Europe' een doel is, is hier wel wat bij voor te stellen. Anderen vinden juist dat het lang niet ver genoeg gaat: cultuur zou een veel grotere politieke rol moeten spelen. Europese cultuurpolitiek op basis van gemeenschappelijke normen en waarden zou ervoor zorgen dat de inwoners van het continent elkaars culturen beter leren kennen, begrijpen en waarderen. Ook daar valt zeker iets voor te zeggen. De vraag is of dat dan een taak van een supranationale overheidslaag zoals de Europese Commissie moet zijn, of juist uitgedragen moet worden door de politieke leiders van de lidstaten.
Het huidige Europees cultuurbeleid is een compromis tussen de twee bovengenoemde uitersten. De EU stimuleert culturele samenwerking die bijdraagt aan onderling begrip en dialoog tussen de inwoners van de lidstaten, maar dit mag zeker niet ten koste gaan van de nationale culturen. Lidstaten willen onder geen beding dat hun eigen cultuuruitingen en culturele sectoren opgaan in een soort 'Europese eenheidsworst'. In hun zwartste scenario vervalt Europa tot wat Amerikaanse toeristen ervaren tijdens hun 'visit to Europe'. Als deze zorgen al reëel zijn, zal dit doemscenario niet door de Europese instellingen worden verwerkelijkt: daar hebben ze simpelweg de bevoegdheid niet voor.
Ondersteunende maatregelen
De EU mag namelijk geen eigen cultuurbeleid maken, maar alleen maatregelen nemen die het nationale cultuurbeleid van de 28 lidstaten van de EU ondersteunen (subsidiariteitprincipe). Daarbij is de invulling van het cultuurbeleid vooral op economische aspecten gericht, niet op de culturele identiteit. Als bijvoorbeeld in een EU-document staat: 'Éde culturele en creatieve sector draagt sterk bij aan het inkomen en de werkgelegenheid in de Europese Unie', dan kan dat gelezen worden als 'Éook deze sectoren vallen binnen onze gedeelde economie, dus moet de EU daar beleid op maken'. Vrij verkeer van goederen, diensten en personen vertaalt zich op deze manier naar de vraag: hoe kunnen organisaties in de culturele sector beter met elkaar samenwerken zodat culturele uitwisseling en circulatie van kunstwerken gemakkelijker wordt?
Door deze insteek verschilt het Europees cultuurbeleid significant van nationaal beleid. In plaats van productie wordt vooral distributie, mobiliteit en kennisontwikkeling gestimuleerd. Dat kreeg begin jaren '90 vorm in een klein aantal financieringsprogramma's voor de filmsector (MEDIA Programma), artistieke mobiliteit (Kaleidoscope), literatuur (Ariane) en erfgoed (Raphael) en is inmiddels gegroeid tot een omvangrijk Creative Europe Programma en tal van mogelijkheden op andere beleidsterreinen. Met het beleid wil de Europese Unie bijdragen aan een sterke Europese culturele infrastructuur. Omdat er relatief weinig budget te besteden is, wordt het heel gericht ingezet. Daarin vult het wel belangrijke lacunes in nationaal beleid op, mede vanwege het aanvullende karakter van de regelingen ten opzichte van de lidstaten. In het volgende artikel ga ik verder in op hoe dit precies gebeurt.
Rol in actuele vraagstukken
Het hoofddoel van het Europees cultuurbeleid is dus ondersteuning van de lidstaten en versterking van de culturele infrastructuur op het continent. Maar ook in actuele vraagstukken kan het van belang zijn. Gezien het huidige maatschappelijke en politieke klimaat is het Europees cultuurbeleid een gevoeliger onderwerp geworden. Kan culturele samenwerking een rol spelen in de vluchtelingencrisis? Moet er, om het Europese project te laten slagen, meer geïnvesteerd worden in kennis over onderlinge culturele verschillen en overeenkomsten tussen lidstaten? Dit zijn legitieme vragen die op Europees niveau zeker de revue passeren. Zo is er onlangs een maatregel gekomen om culturele projecten te steunen, die tot doel hebben om de integratie van vluchtelingen te helpen en cultureel dialoog te stimuleren. Er is dus beleidsmatig ruimte voor cultuur, zolang in acht wordt genomen dat het aanvullend is op beleid van lidstaten en geen nationale cultuuruitingen ondermijnt.
Tot slot
Ook al heeft de EU relatief weinig beleidsmatige slagkracht en budget voor cultuur, het Europees beleid biedt zeker mogelijkheden voor culturele organisaties. Juist vanwege het spanningsveld met nationaal beleid en de economische invalshoek kan het inspirerend zijn om op een andere manier naar de culturele sector te kijken. Dat geeft het werkveld voor mij ook z'n charme: het is leuk om bij trainingen en adviesgesprekken te zien dat professionals uit de culturele sector op een gegeven moment inzien hoe het Europese beleid verschilt van het nationale. En welke financieringsmogelijkheden het dan precies biedt, daar ga ik in het volgende artikel verder op in.