Al sinds 2013 investeert Provincie Noord-Brabant met het impulsgeldenprogramma in de duurzame versterking van de Brabantse cultuursector. Kunstloc Brabant adviseert en begeleidt aanvragers en is verantwoordelijk voor de uitvoering van het impulsgeldenprogramma. In het voorjaar van 2020 heeft adviesbureau Berenschot in opdracht van de provincie een onafhankelijke evaluatie van het impulsgeldenprogramma uitgevoerd. Uit de evaluatie van Berenschot blijkt dat de impulsgelden een effectieve investering in de cultuursector zijn en dat het programma een sleutelrol speelt in het duurzaam versterken van het Brabantse culturele veld. De finale aanbeveling van Berenschot aan de provincie luidt dan ook: “continueer het impulsgeldenprogramma en kort niet op het budget hiervan”.
In december 2020 heeft Gedeputeerde Staten besloten het impulsgeldenprogramma in 2021 voort te zetten, maar het beschikbare budget te halveren. In deze blog reflecteert onze vertrekkende directeur-bestuurder Chris van Koppen op dit besluit. Hij ziet vier problemen ontstaan als het succesvolle cultuurbeleid van de afgelopen jaren niet wordt voortgezet.
Aanpak
Berenschot heeft onderzoek gedaan naar de output en de effecten van het impulsgeldenprogramma en de uitvoering ervan door Kunstloc Brabant. Daartoe is desk research gedaan, hebben 73 aanvragers (zowel gehonoreerde als afgewezen) een digitale enquête ingevuld en zijn er 20 verdiepende gesprekken gevoerd met projectuitvoerders en stakeholders.
Uitkomsten
De belangrijkste uitkomsten uit het onderzoek van Berenschot zijn dat de impulsgelden bijdragen aan onder meer verbindingen met nieuwe markten, doelgroepen en andere domeinen, een bredere financieringsmix en professionalisering van de beroepspraktijk of bedrijfsvoering.
Verbinding met nieuwe doelgroepen en markten
Het impulsgeldenprogramma ondersteunt makers en instellingen bij het verkennen van nieuwe doelgroepen en het betreden van nieuwe markten. 70% van de makers en instellingen voert na een toekenning uit de impulsgelden structureel andere en aanvullende activiteiten uit ten opzichte van de situatie van vóór de impulsgelden. Berenschot constateert dat hier sprake is van marktdifferentiatie - dat wil zeggen het bedienen van nieuwe markten met nieuwe producten - als gevolg van een toekenning uit de impulsgelden.
Verbinding met andere domeinen en maatschappelijke vraagstukken
Dankzij het impulsgeldenprogramma komen meer verbindingen tot stand tussen de cultuursector en andere domeinen. Bovendien biedt het makers en instellingen de kans om vanuit hun expertise en creativiteit een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken in samenwerking met partijen van buiten de cultuursector. De meest genoemde domeinen waarmee wordt samengewerkt zijn het onderwijs, het bedrijfsleven en de zorg- en welzijnssector. Dit draagt onder meer bij aan opdrachtgeverschap voor de cultuursector en inkomsten uit samenwerkingen met andere domeinen.
Verbreding financieringsmix en hogere baten
Een groot deel van de makers en instellingen is in staat gebleken om na een toekenning uit de impulsgelden het verdienmodel te verbreden met inkomsten uit nieuwe publieke en private bronnen, ook van buiten de cultuursector en de provincie. Bij een vrij groot deel van de makers en instellingen zijn de baten tevens toegenomen. Het impulsgeldenprogramma draagt dus bij aan een bredere financieringsmix.
Versterking van de eigen organisatie of beroepspraktijk door professionalisering
Professionalisering wordt door de respondenten gezien als het grootste effect van de impulsgelden. Het doen van een subsidieaanvraag blijkt vaak al een eerste aanzet tot professionalisering, omdat dan al kritisch wordt nagedacht over en gereflecteerd op het ‘verhaal’ en de positionering van de maker of organisatie. Dit blijkt vaak een goede basis te zijn van waaruit een organisatie of beroepspraktijk kan verduurzamen. Maar ook tijdens de uitvoering van het project is er sprake van professionalisering. Door extra middelen komt er bijvoorbeeld meer tijd en expertise beschikbaar, waardoor makers, professionals en medewerkers zich kunnen ontwikkelen op vakinhoudelijke kennis, in hun netwerk of op organisatorische of zakelijk vlak. Zo’n professionaliseringsslag heeft weer een positieve uitwerking op de uitstraling richting publiek en (potentiële) partners én financiers. Een sneeuwbaleffect dus. Een van de respondenten zegt hierover:
“De impulsgelden zijn de initiële basis geweest voor een sterke organisatie waardoor andere meerjarige overheidssubsidies, private middelen én eigen inkomsten zijn gerealiseerd, met als resultaat een succesvolle professionalisering van de organisatie.”
Een waardevol instrument, ook in de toekomst
Er is volgens Berenschot geen reden om aan te nemen dat impulsgelden in de toekomst niet of minder nodig zullen zijn. Het stimuleren en mogelijk maken van ontwikkeling, vernieuwing en professionalisering van nieuwe maar ook gevestigde makers en instellingen is van blijvend belang voor een duurzaam cultuursysteem. Het merendeel van de respondenten roept dan ook op om het impulsgeldenprogramma te behouden. Het impulsgelden-budget wordt optimaal benut en is al jarenlang sterk overvraagd. Het impulsgeldenprogramma voorziet dus in de behoeftes in het Brabantse culturele veld in de volle breedte.
Berenschot ziet de wens voor het continueren van het impulsgeldenprogramma eveneens bevestigd in de resultaten die de afgelopen jaren zijn behaald. De impulsgelden blijken een effectieve investering in de cultuursector en het programma speelt een sleutelrol in het duurzaam versterken van het Brabantse culturele veld.
Bovendien biedt het impulsgeldenprogramma kansen voor (jonge) makers en nieuwe initiatieven die (nog) niet in aanmerking komen voor meerjarige exploitatiesubsidies. Daardoor draagt het volgens Berenschot bij aan vernieuwing en een grotere diversiteit van het Brabantse cultuuraanbod:
“De middelen die ter beschikking zijn gesteld worden niet benut voor versterking van de reguliere exploitatie, maar juist voor het realiseren van versterking en verbetering, dus echt een impuls. Wij constateren dat veel makers en instellingen deze stap voorwaarts niet hadden kunnen of zelfs durven maken zonder de aanvullende middelen uit het impulsgeldenprogramma. Ook de basis wordt versterkt doordat de provincie investeert in de aanvullende initiatieven.”
Berenschot ziet het impulsgeldenprogramma ook als een belangrijk instrument dat kan bijdragen aan de vernieuwingsslagen die de sector moet realiseren als gevolg van de Corona-crisis.
Uitvoering door Kunstloc Brabant
De uitvoering van het impulsgeldenprogramma is volgens Berenschot bij Kunstloc “in goede handen”.
Heldere communicatie en transparantie
Zo is er volgens Berenschot sprake van heldere communicatie en is de informatie over de regeling en werkwijze makkelijk vindbaar. Ook is er sprake van transparantie, doordat veel detailinformatie over de aanvragen en de afhandeling beschikbaar en openbaar is.
Waardevolle advisering en begeleiding
De facultatieve advisering en begeleiding voorafgaand aan het indienen van een aanvraag en na toekenning van een subsidie wordt door de respondenten zeer gewaardeerd. Respondenten ervaren dat de adviseurs van Kunstloc dicht op de praktijk staan en kennis van zaken hebben. De advisering en begeleiding heeft volgens Berenschot bovendien een positief effect op de resultaten van de projecten en draagt zo wezenlijk bij aan het succes van de regeling.
Onafhankelijke Adviescommissie
De aanvragen worden beoordeeld door de Adviescommissie Impulsgelden. Deze commissie is onafhankelijk en wordt benoemd door Gedeputeerde Staten. Er wordt door de respondenten enige kritiek geuit op de Adviescommissie Impulsgelden, met name op de samenstelling en houding van de commissie. Tegelijkertijd wordt door respondenten aangegeven dat enige kritiek op de commissie niet te voorkomen is en door Berenschot dat de kritische opstelling van de commissie op zijn plaats is.
Procedure en drempels
De aanvraagprocedure binnen het impulsgeldenprogramma wijkt af van de gebruikelijke procedure bij overheden, publieke en de meeste private fondsen. Er is namelijk meer ruimte voor advisering en begeleiding, zowel voorafgaand aan de aanvraag als tijdens de uitvoering van het project. Daarnaast wordt er na het indienen van de schriftelijke aanvraag een gesprek tussen aanvrager en Adviescommissie georganiseerd, waarin de aanvrager het plan mondeling kan toelichten en vragen van de commissie kan beantwoorden.
Deze procedure heeft veel voordelen, maar is daarnaast ook intensief voor de aanvrager. Daarnaast ervaren sommige respondenten drempels wat betreft de hoge eisen die worden gesteld aan kwaliteit van de plannen. De aanvraagprocedure en de eisen die aan de plannen worden gesteld, zorgen volgens Berenschot echter juist voor weloverwogen en goed voorbereide aanvragen. Dit leidt tot betere projecten met een grotere bijdrage aan de beleidsdoelstellingen.
De grote druk op het impulsgelden-budget (de regeling wordt al jarenlang sterk overvraagd) brengt wel het risico met zich mee dat de benodigde inspanningen van een aanvrager niet opwegen tegen de kans op succes. Berenschot pleit er dan ook voor om het impulsgelden-budget minimaal gelijk te houden.
Conclusie
Uit de evaluatie van Berenschot blijkt dat de impulsgelden een effectieve investering in de cultuursector zijn. De impulsgelden dragen bij aan onder meer verbindingen met nieuwe markten en doelgroepen en andere domeinen, een bredere financieringsmix en professionalisering van de beroepspraktijk of bedrijfsvoering. Het programma speelt een sleutelrol in het duurzaam versterken van het Brabantse culturele veld.
Berenschot stelt dat een substantiële verlaging van het budget de aantrekkelijkheid en het gebruik van het programma sterk zal doen afnemen. Dit kan ertoe leiden dat aanvragers met betekenisvolle initiatieven een zodanig lage succeskans ervaren, dat zij geen aanvragen meer doen, waardoor het programma niet meer van betekenis is.
De finale aanbeveling van Berenschot aan de provincie luidt dan ook: “continueer het impulsgeldenprogramma en kort niet op het budget hiervan”. Berenschot ziet ook geen aanleiding om de uitvoering van het programma door Kunstloc Brabant te veranderen.