Afscheidsinterview Henri Swinkels
Na vier jaar besturen loopt de ambtstermijn van gedeputeerde Henri Swinkels (Leefbaarheid en Cultuur) af. Hoe kijkt hij terug op de afgelopen ambtsperiode? Ziet hij kansen voor de kunst- en cultuursector, en waar is hij het meest trots op?
- Geschreven door Iris van den Boezem
In zijn laatste officiële week als gedeputeerde zit de agenda van Henri Swinkels bomvol. Op de dag van dit interview ontmoette hij ‘s ochtends minister Ingrid van Engelshoven nog in de Tilburgse LocHal, waar ze haar uitgangspuntenbrief voor de komende beleidsperiode presenteerde. Verder is het veel overdragen, opruimen, maar ook: bijpraten met de vele contacten die hij de afgelopen jaren in de cultuursector opdeed.
Er is in vier jaar veel gebeurd. Is het lastig om dat nu los te laten?
Met een brede lach: “Laat ik het zo zeggen: ik had nog wel vier jaar door gekund. Dat heeft vooral te maken met zaken die in gang zijn gezet, maar die ik nog niet af heb kunnen maken.” Bijvoorbeeld, zegt Henri, regioprofiel ‘Brabant Maakt Het’, dat eind vorig jaar bij het ministerie van OCW werd gepresenteerd. Op dit moment werkt de taskforce ‘BrabantStad’, met daarin vertegenwoordigers van de provincie Noord-Brabant, de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch, Tilburg en Kunstloc Brabant aan operationalisering van dat profiel. “We hebben de belangrijkste punten met elkaar benoemd, en we hebben de eerste stappen gezet. Daar zit heel veel gemeenschappelijkheid in, maar straks moeten we het in de praktijk echt tot uitdrukking gaan brengen. Dan komen we al onze verschillen weer tegen, en dat wordt spannend. Dus ik had me d’r eigenlijk nog best vier jaar een beetje tegenaan willen bemoeien, om die positie vanuit de regio nog verder te verstevigen.”
Na de provinciale verkiezingen in maart was het vrijdag 7 juni zo ver: het nieuwe bestuursakkoord van de provincie Noord-Brabant werd gepresenteerd. Naast een aantal nieuwe speerpunten en hier en daar een koerswijziging betekent het ook een wisseling van de wacht. De portefeuille Samenleving, Cultuur en Erfgoed is inmiddels in handen van gedeputeerde Marianne van der Sloot (CDA).
Op welke kansen voor de Brabantse kunst- en cultuursector zou je je opvolgster willen wijzen?
Ondernemerschap is één van de aandachtspunten van provinciaal beleid: hoe helpen we kunstenaars bij het opbouwen van hun beroepspraktijk? Dat doet de provincie nu onder meer met het impulsgeldenprogramma, en met programma’s zoals TalentHub Brabant, beiden uitgevoerd door Kunstloc Brabant. “Maar dat is allemaal meer de hardware”, vindt Henri. “Uiteindelijk gaat het ook om de beleving: de noodzaak van cultuur en van creativiteit moet breder worden gedeeld. Om een voorbeeld te noemen: als gemeenten stoeien met hun begroting, dan is cultuur nog altijd een makkelijke post om in te snijden. Het belang van verbeeldingskracht staat hen niet duidelijk genoeg op het netvlies, zo lijkt het. En dat is een groot risico, wat mij betreft, want zo ondergraven we de basis van onze sector steeds maar opnieuw.”
Eind vorig jaar werd de Wet op behoud van creativiteit gelanceerd, op jouw initiatief. Hoe helpt deze wet hiertegen?
“Als we voorheen met onderwijs en met lokale bestuurders in gesprek gingen over het belang van kunst en cultuur, dan hadden we het al snel over praktische zaken”, legt Henri uit. Middelen, geld, wie doet dan wat, hebben scholen een coördinator voor cultuureducatie, enzovoorts. “Niks mis mee, maar je timmert het gesprek wel meteen dicht met verantwoordelijkheden, waardoor alles nagenoeg hetzelfde blijft.”
“Wanneer ik nu met de wet-houders van de Wet op behoud van creativiteit praat, dan gaat het meer over: hoe kunnen wij er nu aan bijdragen dat creativiteit en verbeeldingskracht binnen en buiten de school en in onze stad of ons dorp gemeengoed wordt? En: wat kunnen we er zelf aan bijdragen om het experiment dat daarbij hoort toe te staan?”
Inmiddels heeft een breed scala aan lokale bestuurders en mensen uit het bedrijfsleven en het onderwijs de Wet op behoud van creativiteit ondertekend. “Ik blijf gesprekken met hen voeren, óók nu ik geen gedeputeerde meer ben.” Ernstig: “Ik heb op deze functie gezeten omdat het mijn hart heeft, de cultuursector. Dus het lijkt me eigenlijk onmogelijk om daar afscheid van te nemen en iets heel anders te gaan doen.”
Waar ben je het meest trots op?
“De Brabantse cultuursector is zelfverzekerder geworden, de afgelopen jaren. We weten nu dat we samen kunnen bouwen aan een stevig systeem. We durven te zeggen: dit is Brabant, dit is cultuur en als we zo doorgaan komen we vanzelf wel in beeld van wat er landelijk allemaal gebeurt,” legt hij uit. “Samenwerken maakt ons alleen maar sterker: in plaats van te vechten om het grootste stuk, maken we de taart samen groter. Dit vind ik op zichzelf wel spannend: hoe ontwikkelt dit zich de komende tijd verder?”
Met een fonkeling in zijn ogen besluit hij: “Samenwerken, daar hoort enthousiasme bij. En: elkaar iets gunnen en ook ontdekken dat als je het samen doet, dat dat inderdaad meer oplevert. Ik ben er absoluut trots op dat ik hier aan bij heb mogen dragen.”