Al jaren monitort Kunstloc de voortgang van het project Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) in een tweejaarlijkse monitor. Deze monitor geeft inzicht in de werkwijze van de verschillende actoren die samen met de school werken aan het verbeteren van de kwaliteit van het cultuuronderwijs. De onderzochte doelgroepen zijn: de scholen, intermediairs, trainers en gemeenten. Dit jaar is er gekozen voor een focus op de relatie tussen de trainers en het onderwijs. Bij het onderwijs wordt steeds een onderscheid gemaakt tussen ervaren en startende scholen.
De monitor cultuureducatie 2020 is gehouden onder de 350 scholen, 50 intermediairs, trainers en instellingen die betrokken zijn bij het CmK traject. De resultaten zeggen iets over de ontwikkeling van voornoemde organisaties binnen dit traject. Het is derhalve geen algemeen beeld van de stand van zaken in het Brabants onderwijs.
Verankering van cultuureducatie in de school
Cultuureducatie raakt steeds beter verankerd in het onderwijs. Volgens de verankeringsmaat cultuureducatie zien we dat het merendeel van de (startende en ervaren) Brabantse CmK scholen:
-
een visie heeft vastgelegd (73-85%);
-
een interne cultuurcoördinator in het team heeft (82-98%);
-
draagvlak heeft gecreëerd bij leerkrachten voor cultuureducatie (49-48%)
-
zijn activiteiten op het gebied van cultuureducatie evalueert (49-56%)
-
structureel geld heeft gereserveerd voor cultuureducatie (65-86%)
-
samenwerkt met het culturele veld (91-87%)
De scholen scoren het laagst op de aspecten draagvlak en evaluatie. Op startende scholen is cultuureducatie nog minder verankerd dan op ervaren scholen. Op die scholen is er minder vaak een vastgelegde visie, structureel geld en een interne cultuurcoördinator. Ze werken wel evenveel samen als ervaren scholen. Ten opzichte van 2015 zien we een lichte terugloop van de verankering. We denken dat dit vooral te maken heeft met de instroom van nieuwe scholen; die zijn nog niet zover.
Doelstellingen
We hebben gekeken naar de doelstellingen die scholen zichzelf stellen op het gebied van cultuureducatie. Daarbij hebben we ook gevraagd:
-
hoe belangrijk scholen deze doelstellingen vinden
-
of er expertise is bij de leerkrachten die nodig is om de doelstelling te bereiken.
-
of er activiteiten zijn die aansluiten bij deze doelstelling
-
of de school met externe partijen samenwerkt om de doelstelling te bereiken.
Scholen hechten vooral belang aan de doelen:
-
Onze leerlingen kunnen zich uiten door artistieke expressie en kunnen dit presenteren (81-70%)
-
Onze leerlingen maken zo breed mogelijk (en maken mee) kunstzinnige activiteiten (79-77%)
-
Wij geven onze leerlingen een onderzoekende en open houding mee (88-74%)
Ervaren scholen stellen zichzelf minder doelen dan startende scholen. Zij lijken selectiever en bewuster om te gaan met het stellen van doelen. Zij zijn zich meer bewust van wat er nodig is om een doel te behalen. Ervaren scholen zijn realistischer en consistenter bij het aangeven van het belang van een doelstelling, de aanwezige expertise, de activiteiten en de benodigde samenwerking.
Samenwerking tussen scholen en trainers
Tweederde van alle scholen heeft in de afgelopen periode deelgenomen aan scholing. Ervaren scholen scholen zichzelf meer dan startende scholen. We zien de laatste jaren dat scholen meer gebruik maken van het standaard aanbod van trainers. Het belangrijkste scholingsdoel is vakspecifieke kennis en didactiek. Scholen zijn over het algemeen tevreden met de resultaten van de scholing; de doelen zijn volgens hen behaald. Er is veel waardering voor de kennis en de professionaliteit van de trainers. Ze zijn blij met het luisteren en meedenken en het leveren van maatwerk.
Vanuit het perspectief van de trainers zien we dat ook zij constateren dat er meer gebruik wordt gemaakt van standaard aanbod. Ze zien dat de rol van de intermediairs bij het vormgeven van de scholing kleiner wordt; er wordt meer rechtstreeks met de school geschakeld. Trainers zien steeds beter welk doel scholen willen bereiken; scholen zijn, ten opzichte van 2016, beter in staat om hun vraag te formuleren. De samenwerking met de scholen wordt steeds soepeler. Evaluatie van de trainingen is nog wel een punt van aandacht. Trainers zien overwegend successen, vooral op het gebied van (inhoudelijke) opbrengsten voor het team, de leerkracht en de leerling. Knelpunten voor trainers liggen vooral op het vlak van het draagvlak, tijd en ruimtes.
Intermediairs zien een belangrijke rol weggelegd voor de trainers bij het bereiken van een goed scholingsresultaat; de inzet van een trainer is cruciaal voor het borgen van cultuureducatie op de lange termijn. Scholen zijn daar zelf minder toe in staat. Op dit vlak is het vertrouwen van de intermediairs in de scholen t.o.v. 2016 afgenomen. Intermediairs kijken over het algemeen heel positief naar de samenwerking tussen trainers en scholen.
Samenwerking met culturele aanbieders
Scholen werken steeds meer en beter samen met het culturele veld. Vrijwel alle scholen, ervaren en startend, werken samen met meerdere aanbieders (gemiddeld 2 tot 5 per school). Ook hier zien we een toename in het afnemen van het standaardaanbod. Scholen beogen met deze activiteiten leerlingen te laten kennismaken met cultuureducatie. Daarna volgt het bevorderen van het creërend vermogen. Steeds meer scholen zijn tevreden over de samenwerking en het resultaat van de activiteiten; ervaren scholen zijn het meest tevreden. Scholen zien positieve effecten op kinderen en leerkrachten. Er zijn ook knelpunten: met name organisatorisch (afstemming, organisatie, tijd en kosten van het aanbod).
Ook de aanbieders constateren een toename van de afname van standaard aanbod. Ze onderhandelen steeds vaker zonder tussenkomst van de intermediair. Zij zijn blij met de ruimte die er is om hun expertise in te brengen in het gesprek met de school. Aanbieders zouden erg blij zijn met meer netwerken met aanbieders om ervaringen te delen. Aanbieders zien in hun samenwerking met het onderwijs vooral veel inhoudelijke opbrengsten; knelpunten zijn er ook; met name op het gebied van betrokkenheid van leerkrachten, tijd en geld.
Intermediairs zijn van mening dat aanbieder steeds beter in staat zijn om samen met de school te komen tot een aanbod op maat, in lijn met de schoolvisie. Ze geven aan dat scholen t.o.v. 2016 minder goed zijn in het beoordelen van de kwaliteit van de activiteit en het evalueren ervan. Onze interpretatie van deze resultaten is dat de intermediairs kritischer zijn geworden ten opzichte van de scholen; het is onwaarschijnlijk dat scholen opeens slechter kunnen beoordelen.
Scholen zijn ten opzichte van 2016 wel beter geworden in het kiezen van goede aanbieders. Ook de aanbieders zijn volgens de intermediairs nog niet goed in het evalueren van hun activiteiten. Successen worden vooral geboekt op het gebied van samenwerking en de effecten op leerkracht en leerlingen. Knelpunten liggen hier vooral op het vlak van communicatie, tijd en geld.
Intermediairs & gemeenten
De intermediairs vervullen een cruciale rol in de ondersteuning van scholen bij de vormgeving van De Cultuur Loper. Zij hebben een veelheid aan rollen en taken en beschikken vaak over relatief weinig uren om deze rollen en taken te kunnen vervullen.
De intermediairs zijn de belangrijkste aanjagers van het traject De Cultuur Loper. Zij zijn over het algemeen tevreden over het instrument De Cultuur Loper. De stappen in het begin van het traject zijn volgens hen het best uitgewerkt; de laatste stappen minder. Hun opvattingen t.o.v. 2016 hierover zijn niet veranderd. De ervaren intermediairs zijn zelfs nog wat negatiever geworden over de laatste stappen van De Cultuur Loper.
Wat heeft het werken met De Cultuur Loper de intermediairs opgeleverd? De meeste intermediairs geven aan dat zij ten gevolge van De Cultuur Loper beter samenwerken met de scholen. Ook geven ze aan dat ze beter in staat zijn om het eigenaarschap bij de school te leggen. Ze zijn beter in staat om visie en praktijk te koppelen en kunnen de vraag achter de vraag steeds beter achterhalen. Ze maken zich wel zorgen over het draagvlak voor cultuureducatie in het onderwijs.
Gemeenten zijn een zeer belangrijke randvoorwaardelijke partner. Zij scheppen de beleidsmatige kaders en door hun investeringen is deelname aan de CmK regeling mogelijk. Uit de monitor blijkt dat veruit de meeste gemeenten het beleid op gebied van cultuureducatie hebben vastgelegd (75%). We zien hierin een lichte afname ten opzichte van 2016. Zij zijn in hoofdlijn tevreden over hun cultuursysteem en de aansluiting ervan met hun ambities. Het deelnemen aan De Cultuur Loper heeft voor de helft van de gemeenten gevolgen gehad voor hun meerjarenbeleid.
Gemeenten onderhouden een regelmatig contact met de intermediairs. Dat is de meest voorkomende manier bij gemeenten om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen. Een kwart van de ervaren gemeenten geeft aan de ontwikkelingen op de voet te volgen. Gemeenten zien zichzelf vooral in een faciliterende rol. De meedenkende rol is ten opzichte van 2016 minder belangrijk geworden.
Conclusie
Wat leren we nu van deze monitor als we door onze oogharen naar de resultaten kijken? De samenwerking tussen de verschillende actoren wordt steeds beter. Scholen en aanbieders weten elkaar beter te vinden, trainers en scholen begrijpen elkaar beter en er lijkt meer begrip te ontstaan voor elkaars situaties. Het CmK programma is zodanig ingericht dat we de school en haar omgeving zoveel mogelijk beïnvloeden om op eenzelfde manier te gaan denken. Wij denken dat de versterkte samenwerkingen hier het resultaat van zijn.
Als we alleen zouden kijken naar de verankeringsmaat zijn we goed op weg richting verankering van cultuureducatie op CmK scholen. Met name op visievorming, interne cultuurcoördinatoren, de beschikbaarheid van financiën en de samenwerking met het culturele veld hebben de scholen de laatste jaren grote stappen gezet. Het evalueren van beleid en draagvlak onder leerkrachten blijft een probleem. In hoeverre Kunstloc daar, vanuit haar positie, veel invloed op kan uitoefenen is maar de vraag. Een ander punt is het maatwerk: Kunstloc stuurt aan op maatwerk, maar scholen nemen liever standaard activiteiten en scholingen af. Dat verdient onze nadere aandacht. We zien duidelijke verschillen tussen ervaren en niet ervaren scholen bij het stellen van haalbare doelen. Ervaren scholen kiezen gerichter en zijn realistischer over wat ze kunnen bereiken.
Intermediairs zijn over het algemeen tevreden over het werken met De Cultuur Loper, maar niet over de laatste stappen ervan. Uit onze gesprekken blijkt dat intermediairs beginnen door te krijgen dat in die laatste stappen, waar het traject De Cultuur Loper echt iets van de school vraagt, scholen het eerder laten afweten. Het is dan heel lastig om de school te stimuleren om door te pakken en echt te verduurzamen.
Het lijkt erop dat scholing een steeds belangrijker onderdeel wordt van het traject De Cultuur Loper en dat de rol van trainers in het stimuleren van ontwikkeling groter wordt. We moeten oppassen voor het te veel taken wegleggen bij de intermediairs zodat zij blijven doen waar ze goed in zijn. Gemeenten investeren nog steeds maar verliezen wel een beetje hun speciale belangstelling voor dit project. Het is een vanzelfsprekend onderdeel geworden van het beleid van de meeste gemeenten. Wat daar de consequentie van is weten we niet. De deelnamecijfers van gemeenten aan de derde periode CmK zijn niet lager geworden dus op de korte termijn heeft dit geen verlies van deelname betekend.