Het symfonieorkest zit in zwaar weer. Fusies, opheffingen en moeizame publieksaanwas. Is er nog een toekomst voor het symfonieorkest? 'Het symfonieorkest is een anachronisme, een afspiegeling van de negentiende-eeuwse maatschappij.'
Geschreven door Mark van de Voort
De westerse cultuur kent zo zijn afgoden. Het onvolprezen symfonieorkest is zo'n prijsbeest. Het gouden kalf van de gecomponeerde muziek. Van Beethoven tot Brahms, van Mahler tot Adams; componisten gooien alles in de strijd om maar voor een symfonieorkest te kunnen componeren. Een weelderig klanklichaam dat met niets anders is te vergelijken en generaties muziekliefhebbers heeft geïnspireerd. Toch duiken er steeds meer tegengeluiden op. De digitale tijden veranderen bliksemsnel en het kost steeds meer inspanningskracht om een oud strijdros als het symfonieorkest in Nederland overeind te houden. De recente bezuinigingsdrift heeft flinke gaten geslagen in de eens zo gedifferentieerde Hollandse cultuurpolder. Orkesten zoals Het Brabants Orkest en Limburgs Symfonie Orkest moeten fuseren en gaan op in philharmonie zuidnederland. Met een miljoenensubsidie wordt het orkest vooralsnog overeind gehouden door rijksoverheid en provincie.
Heeft het symfonieorkest in zijn huidige vorm nog wel een toekomst? Is het niet verworden tot een elitair, antiek paradepaardje voor de 'happy few'? In 1997 voelde de vlijmscherpe Britse muziekcriticus Norman Lebrecht al aan zijn theewater dat het symfonieorkest steeds meer onder druk zou komen staan. In zijn bijtende verhandeling Who Killed Classical Music? hekelt hij de 'arrogantie van de orkestcultuur'. Op een gegeven moment verlies je dan je publiek, voorspelt Lebrecht. 'Beledigd door een overvloed aan tweedehands musiceren, vlucht het publiek in grote getalen… Het concertpubliek voelt instinctief aan wanneer muziek hen niet meer ontroert en keert dan ook niet meer terug.'
Opheffing
Zo zwartgallig als Lebrecht het voorspiegelt, is het nog niet gesteld in het nuchtere Nederland. Maar dat er ruimte moet zijn voor een frisse wind door orkestenland is duidelijk. Dat beseffen ook de directies van de tien symfonieorkesten die Nederland nog telt. November vorig jaar presenteerden de beroepsorkesten een gezamenlijke nota: Orkesten van nu, van waarde voor de toekomst. Een positiebepaling in cultureel onzekere tijden. Het orkest van de toekomst wordt in de nota voorgesteld als een modern, ondernemend orkestbedrijf waarin het aanboren van nieuwe publieksstromen, educatieve projecten en concertformats een hoofdrol krijgt toebedeeld.
Maar twijfels over het maatschappelijk belang van het zwaar gesubsidieerde symfonieorkest zijn er al langer. Ferm criticaster is Arthur van Dijk, oud-directeur van Het Brabants Orkest. Hij steekt zijn prikkelende mening over het symfonieorkest niet onder stoelen of banken. In een keynote Het orkestlandschap in de toekomst (Brugge, november 2013) laat hij er geen twijfel over bestaan: het symfonieorkest heeft zijn langste tijd gehad. Als een zwaard van Damocles hangt een fusie of simpelweg opheffing boven alle orkesten, zo vreest Van Dijk. 'Deze politiek van de verschroeide aarde, de sterfhuisconstructie waarvoor blijkbaar is gekozen, zal voortduren, als we er niet in slagen de inmiddels versteende organisatievormen van het orkest te doorbreken en de klassieke muziek te revitaliseren.'
In zijn keynote pleit Van Dijk voor een veel flexibelere en kostenbesparende opzet van het symfonieorkest. Voor hem past de inzet van een grote poule van freelance orkestmusici beter in deze tijd. Orkestmusici in vaste dienst zijn passé, aldus Van Dijk. 'De cao en de vaste aanstelling verschaft de musicus zekerheid, maar degradeert hem tot een werknemer. Terwijl het orkest zich in rap tempo zou moeten aanpassen aan de eisen van de nieuwe tijd, zijn werknemers en werkgevers in langdurige gevechten verwikkeld over details.'
Vastgeroest
Muziekdramaturg Geert van Boxtel onderstreept Van Dijks standpunt. Van Boxtel is onder meer adviseur voor het Brabants Kenniscentrum voor Kunst en Cultuur en de Commissie Kunsten van de Provincie Noord-Brabant. 'Het orkest is in de negentiende eeuw uitgegroeid tot een onaantastbaar totem van de westerse cultuur. De organisatie van een orkest is nu helemaal vastgeroest. Veel orkestmusici hebben de illusie verloren dat ze kunstenaars zijn die er toe doen. Ze maken hun speelbeurten en willen vaak ook niet meer dan dat.'
Wat ontbreekt volgens Van Boxtel is de souplesse zich te vernieuwen. 'Een orkest is eigenlijk een onhandig vehikel, zeker als je vlotjes naar buiten wil treden. Even een concert geven in het park om de hoek is onmogelijk, omdat er meteen met cao's gewapperd wordt. Het besef moet groeien dat het vinden van andere concertvormen en andere speellocaties essentieel is.'
Bovendien is het orkestrepertoire niet heilig binnen de gecomponeerde muziek, benadrukt Van Boxtel. 'Het orkest is een instituut geworden dat boven de muziekwereld is komen hangen, als een soort romantisch ideaal. De moderne maatschappij is in hoge mate gendividualiseerd; het orkest is een afspiegeling van de negentiende-eeuwse maatschappij en een anachronisme in onze tijd. Jongeren identificeren zich met dj's of rockgitaristen, niet met een anonieme orkestmusicus.'
De deur uit
Het publieksbereik voor symfonieorkesten baart Arthur van Dijk zorgen. Uit zijn keynote: 'Ik twijfel er niet aan dat in elke nieuwe generatie een bepaald percentage jongeren potentieel geïnteresseerd is in de muziek van Bach, Beethoven en Bruckner. Maar omdat de rijke en dynamische traditie van de klassieke muziek zich heeft teruggetrokken in een onneembaar bastion, blijft deze buit voor hen verborgen'. Geert van Boxtel ziet dezelfde tendens. 'De algehele lijn is dat het publiek voor orkestmuziek steeds ouder en grijzer wordt, en op een gegeven moment is dat publiek uitgestorven. Het orkestapparaat moet zich transformeren tot een creatieve muzikale organisatie. Een flexibele groep musici die in kleine en grote bezettingen meerdere muzikale stijlen een plek kan geven. Een hels karwei, dat besef ik. Maar het orkest moet de deur uit, de concertzaal uit en dichter op zijn potentiële publiek komen zitten.'
Stefan Rosu, intendant van philharmonie zuidnederland, kent de plannen voor een flexibel orkestapparaat. 'Een idee dat in de jaren zestig al werd geopperd. Je moet niet denken dat het met zo'n freelance 'telefoon-ensemble' allemaal goed komt. Een acceptabel resultaat ligt wel binnen handbereik maar je krijgt er geen Concertgebouworkest mee. Om een orkest van hoge kwaliteit in stand te houden, moeten musici lange tijd en op geregelde basis met elkaar samenwerken. Die harde kern van vaste musici is onontbeerlijk.'
Strijd
Frank Veenstra, artistiek leider van Muziekgebouw Frits Philips Eindhoven, ziet dit ook. 'Om je kwaliteitsnorm als orkest te halen moet je altijd een goede basis aan vaste musici behouden. Of dit nu musici in dienstbetrekking zijn of een vaste fanatieke kern van freelancers zoals bij het Amsterdam Sinfonietta of het Orkest van de Achttiende Eeuw. Waar het uiteindelijk allemaal op neerkomt is de passie en drive van de orkestmusici. Die betrokken instelling bepaalt de kwaliteit van je orkest.' Een toekomst voor het symfonieorkest is er zeker, meent Veenstra. 'Kijk, toporkesten als het Concertgebouworkest en de Berliner Philharmoniker, die blijven gewoon bestaan. Maar andere orkesten zullen meer en meer de strijd aan moeten om hun financiën rond te krijgen, hun publiek te behouden en vooral, aansluiting te vinden bij een nieuwe generatie muziekliefhebbers.'
Stefan Rosu ziet de noodzaak om de concertpraktijk van het symfonieorkest verder open te breken. 'Binnen de concertpraktijk is heel lang weinig veranderd. Veel formules wortelen nog in de negentiende eeuw. In Nederland is de orkestcultuur niet zo verankerd in de samenleving als in Duitsland. We moeten iets ondernemen, want voordat je het weet is zo'n cultuur hier verdwenen. Nederland moet vooroplopen in het ontwikkelen van de concertformules van de toekomst.'
Philharmonie zuidnederland richt zich met de serie Spicy Classics op de jongeren. Rosu: 'Klassieke orkestmuziek op de vlakke vloer. Heel informeel, waarbij het publiek met de neus op het orkest zit. Voor dertigers en veertigers houden we weer een Symphonic Attraction-clubavond. Hooguit één uur orkestmuziek met dj in een popzaal als 013 of de Effenaar.' Vergelijkbaar is de poging in de Utrechtse concertzaal TivoliVredenburg. Het Radio Filharmonisch Orkest voert daar sinds kort onder de noemer Pieces of Tomorrow één beroemde symfonische klassieker uit. Met dj, en het biertje mag mee naar binnen. Het Concertgebouw Amsterdam gooit op haar beurt hoge ogen met een avondje Symphonic Cinema. Beroemde orkestklassiekers als Stravinsky's Vuurvogel worden begeleid door een speciale film van regisseur Lucas van Woerkum.
Kruistocht
'Het klassieke muziekpubliek loopt niet alleen licht terug, het is ook definitief veranderd', merkt Frank Veenstra. 'Er is een beleveniscultuur ontstaan, zowel voor jong als oud. Het klassieke concert met ouverture, concerto en symfonie is gewoontjes geworden. Zo'n opgeprikte klassieke concertsituatie waarbij iedereen bevreesd is om op het verkeerde moment te klappen, legt het dan af tegen de totaalbeleving zoals je die op een festival ondergaat.' Festivals en eenmalige concertevents zijn belangrijker geworden. De jongeren willen liever op een avond één helder muziekstatement horen, vult Geert van Boxtel aan. 'Er zijn andere concertformats nodig. Als een anonieme toeschouwer de muziekgeschiedenis aan je voorbij zien trekken, is niet meer van deze tijd.'
Veenstra benadrukt dat de portfolio van een symfonieorkest moet veranderen. 'Een breder repertoire, en meer aandacht voor presentatie en marketing. Een orkest zal altijd zijn legitimiteit behouden zo lang er maar genoeg mensen op af komen. Het moet geen nodeloze kruistocht worden om alleen jonge mensen naar je symfonieorkest te lokken. Maar het publiek bepaalt wel of je bestaansrecht hebt als orkest.'