Radboud Universiteit Nijmegen (RU) heeft een rapport opgeleverd rondom cultuureducatie in het Brabantse onderwijs, op basis van alle door scholen ingevulde Evi-vragenlijsten in Brabant. We zijn blij te lezen dat het overgrote deel van de scholen inmiddels een visie heeft geformuleerd op cultuureducatie. Ook op het gebied van deskundigheid, programma en samenwerking zijn de afgelopen jaren mooie stappen gezet en er is een hoge mate van tevredenheid onder de scholen hierover. Desondanks weerhoudt die tevredenheid scholen er gelukkig niet van zich tóch verder te willen ontwikkelen.
Hoe werkt Evi?
Alle Brabantse scholen die meedoen aan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK) kunnen gratis gebruik maken van het zelfevaluatie-instrument Evi 2.0. Met dit instrument krijgt een school een goed beeld van waar zij staat met betrekking tot cultuuronderwijs. Evi bevraagt scholen op vier onderdelen: Visie, Deskundigheid, Programma en Samenhang. Op ieder onderdeel valt een school in één van de vier scenario’s, waarbij er in scenario 1 weinig aandacht is voor het betreffende onderdeel m.b.t. cultuureducatie, en in scenario’s 2 t/m 4 een toenemende mate van aandacht en (actief) eigenaarschap. Ten slotte doet Evi op basis van de ingevulde stellingen een uitspraak over de consistentie tussen visie en de andere drie onderdelen (praktijk).
Respons
In 2022 heeft 27,2% van de deelnemende CmK-scholen Evi ingevuld. Deze respons is iets hoger dan de respons in 2021 (21,7%) maar nog steeds te laag om als representatief te kunnen worden gezien. Hoewel het dus wel degelijk een beeld schetst van de stand van zaken rondom CmK3, “moet het rapport voornamelijk gezien worden als indicatie en als een startpunt voor een gesprek” aldus onderzoeker Edwin van Meerkerk van de RU.
Ook is het belangrijk te vermelden dat het gaat om een zelfevaluatie door een school. Het is dus zeker mogelijk dat scholen zichzelf hoger of juist lager inschatten dan ze in werkelijkheid zijn. Ten slotte benadrukken we graag dat het indelen in scenario’s geen kwaliteitsoordeel is. Voor sommige scholen is het ene scenario het meest passend en voor andere een ander scenario.
Visie
Het overgrote merendeel van de scholen heeft een visie op cultuureducatie beschreven. Scholen die hun visie beschreven hebben zijn grotendeels tevreden. Scholen die dat niet hebben, zijn juist vaker ontevreden. Zij willen namelijk wél met visie aan de slag. Ondanks de hoge tevredenheid in scenario's 2, 3 en 4 zijn scholen nog altijd ambitieus. Het merendeel wil de visie verder ontwikkelen, dat wil zeggen: meer focus aanbrengen in de visie en meer het team erbij betrekken, met ondersteuning van een externe partij.
Dit beeld is redelijk vergelijkbaar met de resultaten uit 2021, maar scholen lijken van zichzelf wel beter in te kunnen schatten hoe zij ervoor staan qua visie. "Dit kan wijzen op een positieve ontwikkeling bij de scholen wat betreft hun idee over een visie op cultuureducatie" aldus Van Meerkerk.
Het grootste knelpunt rondom visievorming lijkt te liggen in de visie zelf. Dat wil zeggen dat zij moeite ervaren met het formuleren, zichtbaar maken, en door het team laten omarmen van hun visie. Belangrijke vraag is dus: Welke ondersteuning heeft de school nodig bij het opstellen van een gedragen visie? Denk hierbij aan trainingen, workshops, inspiratiesessies of directe begeleiding bij het opstellen van de visie.
Deskundigheid
Van Meerkerk: “De overgrote meerderheid van de scholen die de vragenlijst hebben ingevuld, heeft inzicht in de aanwezige deskundigheid en een deel hiervan is er ook (pro-)actief mee bezig en reserveert er middelen voor.” Ongeveer een kwart bevindt zich in scenario 3 of 4 en bevordert dus actief de deskundigheid, maar de meeste scholen (ruim de helft) bevinden zich nog in scenario 2. Zij hebben inzicht in de aanwezige deskundigheid en coördineren die, maar zijn minder actief in het bevorderen hiervan. De tevredenheid over de deskundigheid stijgt naar mate de scholen zich in een hoger scenario bevinden. Desondanks zien veel scholen toch kansen om zich (nog) verder te ontwikkelen. Slechts 7,9% van de scholen bevindt zich in scenario 1, een daling ten opzichte van 2021. Opvallend is dat de meeste van deze scholen hun tevredenheid niet beoordeeld hebben.
Ook hier ligt het knelpunt vooral in de deskundigheid zelf. Scholen hebben het gevoel dat ze te weinig in huis hebben om zich verder te ontwikkelen. “Een (ervaren) gebrek aan deskundigheid staat de verdere ontwikkeling ervan in de weg. Dat betekent dat externe ondersteuning hierbij noodzakelijk is.” (Van Meerkerk, 2023)
Programma
Net zoals bij Visie en Deskundigheid het geval is, bevindt de grootste groep scholen zich in scenario 2 (ongeveer 44%). Ruim een kwart behoort tot scenario 3 of 4. De scholen in deze drie scenario’s zijn tevreden over de stand van zaken met betrekking tot hun programma. Dit is vergelijkbaar met 2021, zowel qua scenario’s als tevredenheid, maar minder scholen lijken bereid te zijn hun programma verder te ontwikkelen.
De meest genoemde knelpunten zijn het opstellen en uitvoeren van de leerlijn. Van Meerkerk: “Net als bij de vorige standaarden is er dus binnen het onderdeel zelf de meeste moeite voor verdere ontwikkelingen. Externe factoren spelen een veel minder grote rol, als ze al genoemd worden.” De grootste kans ligt daarom ook in het ondersteunen van scholen bij het opstellen en uitvoeren van leerlijnen.
Samenwerking
Duurzame samenwerking met o.a. culturele partners en intermediairs lijkt het sterkst ontwikkeld te zijn bij scholen. Veel scholen bevinden zich in scenario 3 of 4, een duidelijke stijging ten opzichte van 2021. Er is een consistente samenwerking waarbij scholen vaak een eigen rol of zelfs leidende rol hebben in deze samenwerkingsverbanden. De scholen in deze scenario’s zijn tevreden maar toch wil de helft zich verder ontwikkelen, waarbij verdieping centraal lijkt te staan. Dat geldt ook voor de scholen in scenario 2, en hoewel er maar weinig scholen in scenario 1 zitten, liggen ook hier ontwikkelwensen.
Scholen hebben de intentie zich verder te ontwikkelen, maar niet altijd de mogelijkheid om dit zelfstandig te realiseren. Bredere samenwerking, met externe partners die ook de deskundigheid in de school aanvullen, kan de samenhang van het programma op termijn versterken. Deze partners kunnen ook een rol spelen in de (door-)ontwikkeling van de visie. Op deze manier kunnen de onderdelen elkaar structureel versterken.
Consistentie tussen visie en uitvoering
Mooie resultaten, maar hoe zit het met de consistentie tussen de diverse onderdelen? Met andere woorden: in hoeverre sluit de uitvoering van de cultuureducatie aan bij de visie van de school? Per onderdeel geeft een school op tien stellingen aan in hoeverre zij zich hierin herkent. De stellingen geven een algemeen beeld van de prioriteiten die scholen stellen bij cultuureducatie en de associaties die zij hebben tussen kunst en cultuur en verschillende leerdoelen. Enkele opvallende zaken:
- Het maken van verbinding met andere vakken en met de omgeving komt sterker naar voren in de antwoorden over de visie op cultuureducatie dan in die over de uitvoering, wat met name geldt voor ‘vormen meemaken’.
- In de samenwerking werken scholen méér aan bepaalde doelstellingen (zoals ‘creatief en innovatief vermogen’, ‘uiten’ en ‘ambachtelijke vaardigheden’) dan ze aangeven in hun visie.
- Op het gebied van deskundigheid valt vooral op dat scholen daarmee méér werken aan ‘onderzoekende en open houding’ dan ze in hun visie beschreven hebben.
- Verder valt op dat scholen in de visie minder belang hechten aan zelfsturend werken, maar dat dat in de praktijk soms wel voorkomt. Desondanks is het toch vooral 'zelfsturend werken' dat in beide perspectieven (zowel visie als praktijk) ontbreekt; scholen lijken dat niet zozeer als doel van cultuureducatie te zien.
Van Meerkerk trekt hieruit de volgende conclusie: “Scholen blijken duidelijk consistent te zijn in hun visie en uitvoering. Er zijn geen grote verschillen te zien, maar met enige voorzichtigheid kan wel de slotsom worden getrokken dat 'vormen (mee)maken' als belangrijk doel van cultuureducatie wordt gezien, maar dat scholen juist op dat punt een gebrek aan deskundigheid ervaren – met andere woorden dat zij regelingen als CmK nodig hebben om hier invulling aan te geven.”
Samenvattend
Met enige voorzichtigheid - vanwege het lage responspercentage – kan gezegd worden dat de CmK-scholen in Noord-Brabant over het algemeen een duidelijke visie op cultuureducatie hebben, maar dat nog ondersteuning nodig is om deze schoolspecifiek én breedgedragen te maken. Het team is redelijk deskundig, maar ook hier ligt nog een ontwikkelwens bij veel scholen. De inhoud van het programma vertoont redelijk veel samenhang, hoewel scholen zich hier nog niet altijd volledig eigenaar van voelen. Wat betreft de samenwerking met culturele partners zijn scholen erg tevreden en ze blijken ook in staat te zijn hier zelf eigenaarschap in te tonen.
De resultaten zijn meegenomen in de monitor Cultuureducatie in Brabant en worden hiermee gebruikt om onze dienstverlening aan te scherpen.
Meer weten over Evi?
Neem contact met mij op.