Het aangaan van een relatie met materiaal is voor makers dagelijkse kost. De ene kunstenaar zet materiaal in om een concept uit te werken, de andere komt tot een samenwerking waarbij het materiaal en de maker meer gelijkwaardig zijn. Aandacht voor drie Brabantse makers en hun omgang met gevonden materialen. Het gaat daarbij niet alleen om de fysieke eigenschappen van het materiaal, maar ook om materiaal als drager van herinneringen en associaties.
Geschreven door: Ton van der Linden
Biobased ontwerpen
Bureau RO&AD Architecten bestaat zo’n twintig jaar en wordt gevormd door Ro Koster en Ad Kil. Ze werken afzonderlijk van elkaar, Koster in Middelburg en Kil in Bergen op Zoom. In Nederland waren ze een van de eersten die het natuurlijk bouwen omarmden. Op de vraag van BNA in welke biobased materialen of productieprocessen ze veel potentie zagen, stelt Koster dat deze materialen een andere vormgeving vragen: ‘Ik zie een grote uitdaging in het wezenlijk anders ontwerpen met biobased materialen. Met accoya (geacetyleerd naaldhout) kun je best op een modernistische manier bouwen. Voor een optimale toepassing van andere biobased materialen moet je echter heel anders gaan vormgeven en detailleren. Tij, het eivormige vogelobservatorium bij de Haringvlietdam dat we samen met RAU ontwierpen, is bedekt met riet dat er vlakbij is geoogst. Bij een kleinere hoek dan dertig graden functioneert riet niet meer als afdekking, omdat het dan gaat inwateren en rotten. Redenen om het ei een open kop en een kuif te geven.’
RO+AD Architecten en RAU realiseerden deze bijzondere duurzame vogelkijkplek in opdracht van Vogelbescherming en Natuurmonumenten. Het bureau heeft vele opdrachten in het westen van Noord-Brabant gerealiseerd. Zoals de brug en uitkijktoren bij Fort Henricus, onderdeel van de West Brabantse Waterlinie. Alle elementen zijn verwant aan elkaar en werden uitgevoerd met dezelfde soort vormgeving en materiaalgebruik, hier gedeeltelijk gelamineerd accoya. Met het kerkportaal in de Gertrudiskerk won RO&AD Architecten de Erfgoedprijs 2019 van de gemeente Bergen op Zoom. Door het portaal kunnen de deuren van de kerk altijd open blijven staan, zonder dat het tocht in het gebouw. Een goed voorbeeld van het adagium ‘eenvoud is gecomprimeerde complexiteit’. Vanaf de entree werden 4 houten spanten geplaatst die de gotische boog van de entree volgen, en de kerk in steeds kleiner worden.
Tapijten van frietvorkjes, paperclips en vlinderpasta
We Make Carpets, een Amsterdams/Eindhovens collectief maakt met eindeloos veel geduld installaties. Ze gebruiken alledaagse voorwerpen als frietvorkjes, pleisters, paperclips, potloden, wasknijpers, schuursponsjes, bouten, moeren, als materiaal. In december 2020 verscheen bij Lecturis het boek ‘We Make Carpets: Site-specific Work’. Het boek geeft inzicht in de werkwijze van het collectief: Marcia Nolten en Bob Waardenburg uit Amsterdam en Eindhovenaar Stijn van der Vleuten. De eerste installatie, in oktober 2009 gemaakt tijdens de DDW, leek nog het meest op een echt tapijt. Met in het bos gevonden eikeltjes, takjes, dennenappels, bladeren en plukjes mos, maakten ze een rechthoekig kunstwerk van ruim twee vierkante meter. Dit ‘Forest Carpet’ zette de toon. Ondanks de naam van het trio zijn het geen tapijten. De drie werken nog altijd zonder tekening of uitgewerkt plan.
‘Om het voor onszelf ook spannend te houden. We kiezen op basis van de locatie een of meerdere materialen en dan begint een van ons, en de andere twee sluiten aan. Inmiddels zijn we zo goed op elkaar ingewerkt dat dat vrijwel altijd vlekkeloos verloopt’, zegt Stijn van der Vleuten. Maar de keuze voor tapijten is geen toeval. Ooit was het geweven vloerkleed een uitdrukking van rijkdom, status en macht. We Make Carpets past eenzelfde ambachtelijke precisie toe. Het collectief tast de grenzen af tussen design, prullaria uit de keukenla en afval. Maar ook de verspilling van energie en materiaal wordt aan de kaak gesteld met de vermenging van kostbaar handwerk en goedkope wegwerpartikelen. ‘The glorious process of re-appreciation', zoals ze dat zelf noemen.
Stenen verzamelen
‘Photography is a means to explore and examine how I relate to places and spaces.’ Daarmee opent de website van de Tilburgse fotograaf Claudia den Boer. Aandacht, daarover gaat haar werk. Ze wil dat mensen even een pauze inlassen en stil worden. In november 2020 opende bij Sea Foundation in Tilburg de expositie To Pick Up a Stone. Tevens werd toen haar tweede fotoboek gepresenteerd, dat verscheen bij de Bredase uitgever The Eriskay Connection. Voor dit boek heeft Den Boer gecrowdfund. Dit project komt voor uit Claudia's eerdere werk genaamd 'Anchors'. In woestijnen raapte zij steentjes op om een stukje van het landschap bij zich te dragen.
Bij thuiskomst fotografeerde ze de steentjes in haar studio, maar het werkte niet. Aan de voet van de berg Montserrat in Catalonië fotografeerde ze de steentjes uit de gehele wereld opnieuw, in een daglichtstudio. Dit keer klopte het. Waarom rapen wij steentjes op? En waarom nemen veel mensen ze mee naar huis als souvenirs? In een essay geeft Mirjam Kooiman, curator bij Foam Amsterdam, een mogelijk antwoord. ‘Bergen materialiseren dat ongrijpbare idee, in een oneindig proces van sedimentatie en erosie, dat ook wel geologische tijd of deep time wordt genoemd. Een steentje is een concreet stukje van die onbevattelijkheid: een brok samengeperste tijd, ontelbaar veel ouder dan een mensenleven. Het oprapen van een steentje is in die zin net als het nemen van een foto: het steentje is een momentopname, alleen speelt die zich echter af in een geheel andere temporaliteit dan waarin wij ons bestaan begrijpen. Misschien verklaart dat de magie van steentjes, en waarom velen van ons de aandrang voelen om ze op te pakken en in de zak te steken’.
Maandelijkse column
Ton van der Linden (documentalist Kunstloc Brabant) signaleert in zijn maandelijkse column actuele ontwikkelingen bij Brabantse makers.
Al het cultuurnieuws uit Brabant en de rest van Nederland op een rijtje, vind je in Trends & Ontwikkelingen op Kunstloc Brabant.