Twee weken geleden bracht de Raad voor Cultuur aan de minister zijn advies uit over het cultuurbestel na 2020. Kunstloc Brabant is blij met het advies. Brabant doet het goed en het advies bevestigt dat. Het maakt ook duidelijk dat als we voortgaan op die goede weg de verwachting gerechtvaardigd is dat in de komende beleidsperiode opnieuw meer rijksgeld voor cultuur in Brabant terechtkomt.
De Raad schetst een cultuurbestel dat wordt gedragen door elf cultuurregio’s, waarbinnen de provincies telkens een belangrijke rol spelen. BrabantStad, het samenwerkingsverband van de provincie en de vijf grote Brabantse steden, is een van die elf regio’s. De Raad citeert instemmend uit een brief die de provincies zelf over hun rol aan de Raad stuurden:
"Juist de provincies spelen een belangrijke rol in het coördineren, ontwikkelen, verbinden en het verbreden van het culturele ecosysteem, zeker binnen de provinciale grenzen. -…- Juist de provincie is in de positie om lokale en regionale initiatieven te verbinden en samenwerking te stimuleren. Niet alleen om schaalvergroting te bevorderen, maar ook voor een inhoudelijke verdieping."
Ten minste vier routes
De Raad adviseert de minister de cultuurregio’s langs ten minste vier routes in hun beleid te ondersteunen:
• Voortzetting van het huidige impulsprogramma voor cultuureducatie, Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK), voor ten minste acht jaar. In Brabant wordt dat programma uitgevoerd door Kunstloc Brabant (in opdracht van de provincie) en de vijf stedelijke centra voor de kunsten (namens de vijf grote steden).
• De ontwikkeling, naar het model van CMK, van een programma voor cultuurparticipatie, gericht op het stimuleren van kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd en op het verbinden van kunst en cultuur met de maatschappelijke opgaven. In Brabant worden dergelijke programma’s al uitgevoerd door Kunstloc Brabant en de verschillende centra voor de kunsten en de totstandkoming van een landelijk programma ervaren wij dan ook als een bevestiging en versterking van het hier door provincie en gemeenten gevoerde beleid.
• Een sterke uitbreiding van de landelijke Basis InfraStructuur (BIS), deels door het overtillen van grote, nu nog door de cultuurfondsen gesubsidieerde instellingen, deels door de BIS open te stellen voor disciplines en musea die tot nu toe niet voor rijksfinanciering in aanmerking kwamen. Naar verwachting leidt dit tot een toename van het aantal Brabantse instellingen in de BIS.
• Een opdracht aan de cultuurfondsen en landelijke ondersteuningsinstellingen om hun rollen, onder meer op het gebied van culturele vernieuwing, artistieke ontwikkeling en publiekbereik, in te vullen in overleg met (de ondersteunende instellingen in) de cultuurregio’s.
Grotere provinciale verantwoordelijkheid
Daarbij veronderstelt de Raad een actief beleid van de cultuurregio’s, waarbij de provincie geacht wordt een belangrijke rol te spelen. In Brabant speelt de provincie die rol al, maar voor de komende periode wordt de provinciale verantwoordelijkheid als het aan de Raad ligt groter:
• CMK en naar analogie daarvan het nieuwe programma voor cultuurparticipatie zijn matchingsregelingen waarin Rijk en regio in gelijke mate moeten investeren.
• Gemeenten en provincies worden geacht zorg te dragen voor een zodanig niveau van culturele voorzieningen dat actieve en passieve cultuurparticipatie voor iedereen bereikbaar is.
• Van cultuurregio’s wordt verwacht proeftuinen voor talentontwikkeling uit te werken, ontwikkelplekken op te nemen in hun structurele cultuurbeleid en een coördinerende rol te vervullen met betrekking tot talentontwikkeling in hun regio. De ‘talenthubs’ zoals ze de afgelopen jaren door Kunstloc Brabant in samenwerking met de Provincie en de Brabantse culturele sector zijn opgezet zijn daarbij lichtend voorbeeld.
• Cultuurregio’s dienen ook zelf de instellingen in hun regio te subsidiëren die in aanmerking willen komen voor opname in de BIS.
Eind juni duidelijkheid
We zijn in afwachting van wat de minister met het advies gaat doen. Dat wordt eind juni duidelijk. Hoewel het moeilijk voorstelbaar is dat zij de hoofdlijn van het advies, de regio’s als dragend element van het cultuurbestel, zal negeren, is het de vraag of zij zo ver wil gaan als de Raad voorstelt. We weten dat op het departement en bij de fondsen niet iedereen even enthousiast is over de koers die de Raad twee jaar geleden heeft ingezet. Dat gaat onder meer over oprechte en terechte zorg of de regio’s, álle regio’s, toegerust zijn om de rol te spelen die de Raad ze nu toebedeelt.
Niet voor niets constateert de Raad dat de provincies niet allemaal eenzelfde rol in de geformuleerde regioprofielen spelen. Niet voor niets constateert de Raad dat niet alle ingediende regioprofielen staan voor een herkenbare culturele regio. Niet overal is men zo ver als hier in Brabant. Maar het is de vraag of de minister, die tot nu toe afzag van iedere poging regie te voeren op het proces van regiovorming, meegaat in de oplossing die de Raad nu voorstelt: het van boven af vaststellen hoe een regio eruit moet zien. Dat zou een wel heel grote koerswijziging zijn.
Zorg over matchingsregelingen
Daarnaast is er reden tot zorg over de matchingsregelingen die het Rijk in lijkt te willen zetten om geld naar de regio’s te laten vloeien. Zorg omdat het veronderstelt dat provincies en gemeenten, waar de begrotingen (voor een belangrijk deel als gevolg van rijksbeleid van de afgelopen jaren) onder druk staan, in staat zijn nieuw geld vrij te maken voor kunst en cultuur. Zorg ook omdat het Rijk via die matchingsregelingen grip lijkt te willen houden op de inhoud van het regionale cultuurbeleid. Het is niet verstandig wanneer de inhoud van een programma cultuurparticipatie in Den Haag wordt vastgesteld. Juist voor zo’n programma moet de verantwoordelijkheid bij lokale en regionale overheden worden gelegd. Want zo’n programma moet een antwoord geven op lokaal en regionaal beleefde problematiek.
En wat het matchen betreft: het zou goed zijn als het Rijk zich realiseert dat de bijdrage die het per hoofd van de bevolking levert aan de culturele infrastructuur per regio nogal verschilt. En dat voordat het Rijk om nieuw geld van de regio vraagt, het iets doet aan die onevenwichtigheid. Wat niet wegneemt dat we in Brabant ook kritisch naar onszelf mogen kijken. Eindhoven, Tilburg en Breda behoren tot de tien grootste gemeenten in Nederland, maar in de top-10 van gemeenten gemeten naar uitgaven voor cultuur komt volgens het CBS geen Brabantse gemeente voor.
Wij kijken uit naar de reactie van de minister op het advies van de Raad voor Cultuur.