Digitale transformatie is een middel om jouw culturele organisatie of beroepspraktijk toekomstbestendig te maken. Het helpt jou en je collega’s om mee te bewegen met het publiek van de toekomst én hun veranderende wereld. Maar hoe doe je dat? En waar begin je?
Kunstloc ging in gesprek met een aantal pioniers op het gebied van digitale transformatie. Welke projecten initiëren zij? Welke ontwikkelingen signaleren zij in het kunstenveld. En waaraan is behoefte bij het verduurzamen van nieuwe initiatieven? Voor dit artikel gingen adviseurs Marlijn Gelsing en Bas Veldhuizen in gesprek met Nienke Rooijakkers, artistiek leider van DansBrabant.
Foto: choreografie door Charlotte Goesaert, dans door Andreia Rodrigues, François Vincent, Véronique Mees, Jef Stevens, dramaturgie door Sara Vanderieck & Sarah Joos (stage) en geluid- en videocompilatie door Jochem Baelus
DansBrabant en de digitale transformatie
DansBrabant is een ontwikkelplek voor hedendaagse dans. Ze is geworteld in Tilburg, verankerd in de regio en staat met een been in het (inter)nationale dansveld. DansBrabant voelt zich verwant met makers die sleuren en sleutelen aan de grenzen van dans. Makers die de discipline bevragen en oprekken. Vaak zoeken deze makers samenwerking met andere kunstdisciplines: film, literatuur, beeldende kunst, geluid- of lichtontwerp, of laten zich beïnvloeden door andere genres. Soms gaan ze de verbinding aan met het maatschappelijk werkveld zoals zorg, omgeving, welzijn. Maar het lichaam is en blijft het eerste vertrekpunt.
Daarnaast is DansBrabant onderdeel van de stedelijke broedplaats Makershuis Tilburg, vaste partner van de talenthub voor podiumkunsten PLAN Brabant, partner van het landelijk opererende Moving Media Lab en het Performance Technology Lab en één van de oprichters van het landelijke dansnetwerk Moving Futures. Ook is ze lid van EDN, het Europese netwerk voor dansontwikkeling.
Innovatielabs - werken met digitale technologie in theaters
Bas: Digitalisering wordt in de culturele sector een steeds belangrijkere factor. Het is goed om je daar bij alles wat je doet bewust van te zijn. Kunstloc werkt samen met DEN, die zich landelijk richt op de digitale transformatie in de hedendaagse kunstsector, om dit proces in kaart te brengen. Ook bij DansBrabant speelt dat een rol. Klopt het dat zij eerder met jullie een project hebben gedaan?
Nienke: Voordat ik als artistiek leider bij DansBrabant kwam, ben ik betrokken geweest bij de opzet en coördinatie van het Performance Technology Lab. Dat is een initiatief vanuit Feikes Huis, het productiehuis voor beeldend theater in Amsterdam. Pol Eggermont is daar de artistiek directeur. Hij begon het lab samen met de vorige artistiek leider van Likeminds. Zij hebben in 2018, al een eerste pilot gedraaid voor Performance Technology Lab om te kijken of daar behoefte aan was. Dat bleek absoluut zo te zijn. Nog voor corona kregen ze geld van DEN om het lab op te starten. Via een speciale innovatie call. Het lab is er nu nog steeds. Ik werd toen coördinator van het Performance Technology Lab. Ik ben geen tech-specialist, maar kon het initiatief wel coördineren. Ondertussen werkte ik ook voor Cinedans en ontwikkelde de binnen Cinedans LAB onder andere het VR Lab.
Bas: Waarom denk je dat er zo’n grote vraag was naar het Performance Technology Lab?
Nienke: Aan dergelijke werkplaatsen is nog steeds nood, vooral bij de jongere makers. Het Performance Technology Lab is een nomadische werkplaats voor podiumkunstenaars die willen werken en experimenteren met nieuwe en oude technologie. Het gaat er dan vooral om welke betekenis deze technologie binnen het werk heeft of kan innemen. Juist voor de jonge makers, die veel meer nog dan wij in die digitale en online wereld leven is dat belangrijk. Die digitale wereld is integraal deel van hun leven. En natuurlijk nemen jonge makers die realiteit mee de vloer op. Als je bij het Zuidelijk Toneel, bij ITA of bij het Rotterdams Theater werkt, dan is daar eenvoudiger geld beschikbaar om te kunnen experimenteren. Je kan dingen aan laten rukken als je die nodig hebt. Maar als jonge maker heb je die mogelijkheden niet. Terwijl je er wel mee moet werken, om te ervaren wat het met je doet en wat het voor je kan betekenen.
Bas: Merk je ook dat er een grote experimenteerdrang is onder jonge makers?
Nienke: Jazeker. Je moet je realiseren dat om technologie een rol van betekenis te laten spelen, je ermee moet kunnen klooien. Je moet op de eerste plaats weten wat het voor je kan betekenen. Welke technologie je ook gebruikt. Of dat nou mapping is, schrijven met AI, interactief of sensorisch licht, dat maakt niet uit. Je moet ermee kunnen klooien. Net zoals je samen met je spelers en dansers uitprobeert. Of met je decor. Je wilt namelijk dat die technologie mee gaat vertellen en onderdeel van je verhaal wordt. Ik gebruik altijd het woord vertellen. Ook in dans. Omdat ik denk dat het allemaal iets betekent. Het moet mee-vertellen. Je moet kunnen beproeven wat het kan gaan betekenen. In het Performance Technology Lab leer je ook wat je aan apparatuur en software nodig hebt. Dat je op een gegeven moment weet: als ik wil mappen, dan heb ik deze beamer nodig, deze software en deze kennis. Dat moet je namelijk kunnen begroten.
Bas: En je moet een netwerk hebben dat kan leveren wat je nodig hebt.
Nienke: Inderdaad, dus zelfs voordat je je aanvraag opstelt, bij het uitdenken van je concept, is het bij het Performance Technology Lab mogelijk om een heel basaal, ruw plan uit te proberen. Tijdens het lab lopen mensen rond die met je mee denken en zeggen: oh, als je dat wilt, dan moet je dit eens uitproberen, of die eens bellen, of dat eens gaan bekijken. Bij het Lab lopen altijd een paar tech-specialisten rond. Waaronder Keez Duyves, een van de oprichters van PIPS:lab en Gert-Jan Biasino, hij werkte veel voor DansBrabant. Dat zijn allround-specialisten die veel technologische kennis hebben. Die de taal van het theater kennen en bijvoorbeeld weten dat dingen reisbaar moeten zijn. En altijd betaalbaar. Daarin is het lab heel belangrijk.
Marlijn: Het Performance Technology Lab is nomadisch van aard. Hoe ga je daarmee om?
Nienke: Het lab is een consortium van partners door het hele land dat samenwerkt en samen kennis ontwikkelt en deelt. Er worden ook makers aangedragen. Dus op het moment dat er weer een lab is – het is altijd nomadisch – dan gaat er weer een call uit naar alle partners. Zij kijken wie in hun achterban op dat moment een dergelijk lab goed kan gebruiken.
Marlijn: Ik zag tientallen voorbeeldprojecten online staan. Loopt het traject nog steeds?
Nienke: De financiering loopt dit jaar moeizamer dan anders.
Bas: Hoe werd het eerder gefinancierd? En waar ligt het aan dat het nu moeilijker gaat?
Nienke: De eerste stap met DEN was heel belangrijk. Daarna waren er wat aparte potjes waaruit edities gefinancierd kon worden. Likeminds heeft nog eens wat geld bijgedragen. Feikes Huis natuurlijk. Zo zijn er meer partners geweest. Het lab dat hier in oktober 2022 plaatsvond, daar heeft DansBrabant zelf ook aan bijgedragen. Dat kan je als kleine organisatie niet ieder jaar doen. Dus tot nu toe werd de financiering van ieder lab telkens bij elkaar gesprokkeld. Nu alle kunstplannen weer achter de rug zijn, zal Pol zeker gaan nadenken over hoe het Performance Technology Lab wat meer stabiliteit kan krijgen.
Marlijn: Gaan jullie ook samenwerkingen aan met professionele bedrijven die kunnen helpen in het voorzien van kennis en materiaal?
Nienke: Het Performance Technology Lab heeft een samenwerking met BeamSystems, dat is een Amsterdams technologisch verhuurbedrijf. Dat is een heel belangrijke partner, die het Lab sponsort met allerlei technologische hardware én kennis. Want moet je anders die dingen zelf aanschaffen? Dat heeft geen zin, een jaar later heb je weer andere spullen nodig. De ontwikkelingen gaan razendsnel en spullen hebben voortdurend updates nodig. Een lage financiële drempel is belangrijk als je je op jonge makers richt. Je kunt jonge makers niet zelf maar het wiel laten uitvinden.
Marlijn: Wordt er tussen makers onderling wel kennis uitgewisseld?
Nienke: Ja dat gebeurt best veel. Ik merkte bijvoorbeeld dat makers bij het lab binnenkwamen met vragen en dat iemand hen dan wees op anderen die iets soortgelijks al drie jaar eerder in een project hadden toegepast. Het werkt ook als een netwerk dat onderling kennis uitwisselt. Dat je van elkaar weet is heel belangrijk. Het was ook een wens om er ontmoetingsplek van te maken, het liefst online.
Hoe maak je de technologie bereikbaar voor jonge makers?
Marlijn: Als je kijkt naar dans- of theateropleidingen, dan mis je de aandacht voor cross-disciplinair werken en het goed leren inzetten van technologie. Hoe kijk jij daar tegenaan?
Nienke: Klopt, er zijn vaak weinig voorzieningen voor studenten. Hier op Fontys zijn er bijna geen technologische voorzieningen. Ik weet dat er ergens een lokaaltje is.
Marlijn: Wouter Kaan is daar bezig met het TEKLAB. Maar dat staat nog in de kinderschoenen. Dat wordt ook nog niet wereldkundig gemaakt. We zagen Wouter tijdens een middag over AI in Mindlabs. Op het Beatrix College werkte hij met VO-leerlingen in een klein techlab.
Nienke: De Amsterdamse Hoogschool voor de Kunsten (AHK) heeft in de Academie voor Theater en Dans het IDlab. Dat is wat groter en daar kan best wel wat. Er loopt ook behoorlijk wat kennis rond. Maar daar kun je alleen terecht als je nog student bent.
Marlijn: Ik doe de HKU en daar is ook van alles mogelijk. Een jaar na je afstuderen kan je er nog terecht.
Nienke: De HKU is behoorlijk goed voorzien. Maar inderdaad, alleen voor wie daar studeert. Het Performance Technology Lab had banden met de HKU en met de AHK. Als je dan een keer een 360-camera nodig had, dan konden we die bij de HKU lenen. Daar lagen er zes in de kast. Het is heel erg waardevol dat je elkaar zo vooruit kunt helpen.
Marlijn: Zo'n nomadisch lab is laagdrempelig voor heel veel jonge makers. Maar voorziet dat voldoende in de behoefte van jonge makers in Brabant?
Nienke: Daar zit ik over na te denken, en over het lijstje van makers waar wij nu mee werken. Kijk, het is er niet. Dus nee. Nee, het voldoet niet aan de behoefte van jonge makers in Brabant.
Bas: Met wie werk je nu?
Nienke: We werken met drie makers die in principe het productiehuis vormen. Dat zijn Charlotte Goesaert, zij werkt heel veel met schermen en video; Anthony van Gog, hij werkt veel met geluid en sensoren; en Simon Bus en Aleysia Dobysch, die zijn minder met technologie bezig en meer met vormgeving. Alhoewel, Aleysia heeft een groot project waarmee ze nu vanuit TalentHub PLAN aan ons verbonden is. Dat is een project waarin ze op een vloer danst met sensoren erin. Ze komt uit de house, dus ze gebruikt heel stevig voetenwerk. Ze werkt samen met Max Freimuth, een elektronisch componist. Hij vangt de geluiden die Aleysia maakt op, componeert daarop door en geeft dat weer terug aan Aleysia, die op zijn muziek beweegt. Ze zoekt verschillende ruimtes op en werkt met de akoestiek van die ruimtes, bijvoorbeeld in museum De Pont. Er ontstaat een wisselwerking tussen beweging, geluid en de akoestiek van de ruimte. Daar zit ook een behoorlijke technologische component in. Daarnaast is er nog Karel Tuytschaever, die werkt vooral met fotografie, film en projectie. Nog een maker die ik wil noemen is Ghaliah Conroy en twee jaar geleden afgestudeerd in Tilburg. Zij gaat met videoprojectie werken.
Bas: Nemen de vragen over digitale technologie toe bij jonge makers? Zijn die anders dan voorheen?
Nienke: Ja, in principe wel. Vorig jaar hadden we Niek Vanoosterweyck hier werken. Hij wilde een volledig technologische omgeving maken, die reageert op de bewegingen van de danser. De lampen, het geluid, alles moet reageren op wat de maker in de ruimte doet. Dat is echt een hele zoektocht. Want je kunt de technologie wel ontdekt hebben die dat allemaal kan, maar dan begint het pas. Het moet iets gaan betekenen. Hij is een goed voorbeeld van hoe nodig het is om hieraan ondersteuning te bieden. Zijn vorige project maakte hij toen hij nog op de Mime Opleiding van De Academie voor Theater en Dans in Amsterdam. Dat heeft hij toen helemaal bij het IDlab kunnen uitdokteren en vormgeven. Maar nu hij daar niet meer zit, is de weg naar de volgende productie ineens veel langer.
Marlijn: Waar ligt jullie behoefte?
Nienke: Die is niet heel specifiek. Het gaat niet alleen om onze organisatie. Het gaat ook om alle andere talentontwikkelingsplekken in Brabant. Binnen PLAN zien we de behoeften van al die makers. En dan hebben we het alleen nog maar over de podiumkunsten, hè. Dat geldt natuurlijk voor alle TalentHubs. Het is goed om die vraag daar in de volle breedte te stellen.
De toekomst van digitale cultuur in Brabant
Bas: Ik denk dat een van de oorzaken dat digitale cultuur nog steeds een lappendeken van relatief kleine en ook tijdelijke initiatieven is, ligt in hoe we ons subsidiestelsel hebben georganiseerd. Zolang we op de grenzen van de disciplines schotten blijven plaatsen, blijft dat zo.
Marlijn: Initiatieven als het Performance Technology Lab en Moving Media Lab, waarin verschillende disciplines elkaar ontmoeten, zouden een blauwdruk voor het hele ecosysteem moeten zijn.
Nienke: Het Moving Media Lab is een initiatief van Cinedans, van Martine Dekker, directeur van Cinedans. Samen met productieleider Laura Eager en Michael Scerbo vormt ze de kern van het Lab. DansBrabant is nu een van de partners. Naast de VR Days, Korzo, Eye Filmmuseum, Design Academy Eindhoven en de Nederlandse Dansdagen. Via Design Academy is Ian Biscoe betrokken. In juni vindt bij DansBrabant weer een workshop plaats voor alle deelnemers met Wessel Verrijt in samenwerking met choreografe Courtney May Robertson.
Bas: Ik zag van het Moving Media Lab niet veel op jullie website staan, klopt dat?
Nienke: Nee, we hebben er een wat kleiner aandeel in. Wij hebben wel meegedaan aan de selectie. Ik dacht dat er misschien 25 aanmeldingen binnen zouden komen, maar dat werden er 200. Het Moving Media Lab gaat over interdisciplinair werken. Het richt zich niet alleen op digitaal en op nieuwe technologieën, maar dat is wel een belangrijk aspect binnen de samenwerking.
Bas: En vanwaar het grote aantal aanmeldingen?
Nienke: De open call spreekt alle disciplines aan. Er waren architecten bij, interactieve designers, filmmakers, kunstenaars, echt alles. Het Moving Media Lab heeft twee sporen. Er worden om te beginnen voortdurend workshops aangeboden. Tijdens Cinedans is er bijvoorbeeld een geluidslab. Dan krijgen 25 deelnemers in Eye een geluidsworkshop. Daarna gaan ze in interdisciplinaire groepen aan het werk. Na een week, op de laatste zondag, is er een presentatie en kan het publiek komen kijken in de labs en kennismaken met de makers.
Bas: Zijn daar werkvormen voor bedacht?
Nienke: Het Lab gaat deels over het uitvinden van werkvormen. Mijn overtuiging is dat er niet één interdisciplinaire werkvorm bestaat. Het enige wat echt wezenlijk is, is dat je geïnteresseerd bent in het elkaars proces. Als je dat niet bent of niet daarvoor openstaat, gaat het botsen. Dat gaat soms om hele basale dingen. Iets samen maken is een sociaal proces. Het is daarom belangrijk dat je van tevoren goede afspraken maakt. Hoe je wilt gaan werken, wat je van elkaar verwacht en wat iemand nodig heeft. Het heeft met verwachtingsmanagement te maken.
Bas: Ga je in de komende beleidsperiode met interdisciplinaire projecten en nieuwe technologie door?
Nienke: Moving Media Lab gaat sowieso door tot en met 2025. Ook het Performance Technology Lab heeft de ambitie om door te gaan, dus wij blijven partner. En verder werken we maatgericht. Op het moment dat makers met wie wij werken daar behoefte aan hebben, zoeken we voor hen de passende voorzieningen op.
Marlijn: Wat je vertelt van het Performance Technology Lab en het Moving Media Lab, waarin verschillende disciplines in het creëren elkaar ontmoeten, zou een blauwdruk voor het hele ecosysteem moeten zijn. De Rijksfondsen zouden dat nog beter kunnen faciliteren.
Bas: Die veranderingen lijken zich aan te dienen. De Raad voor Cultuur pleit voor een grotere investering in digitale transformatie en vergaande samenwerking tussen de nu nog sterk discipline georiënteerde fondsen. Voor DEN biedt dat kansen.
Nienke: Mijn idee van DEN is dat daar ontzettend veel kennis zit, maar dat ze zich sterk richten op de organisatorische visie, op beleid en op kennisuitwisseling. Mijn persoonlijke belangstelling ligt minder bij de digitale overdracht. Zeker binnen theater blijf ik dat superlastig vinden. Ik ben heel lang met dansfilm bezig geweest. Dat is eigenlijk een discipline op zich. Juist de uitwisseling over hoe je digitalisering handen en voeten geeft binnen al die verschillende disciplines, als dat op de een of andere manier meer gedragen en gedeeld zou worden door de verschillende disciplines; dat zou super zijn!
Bas: Ik merk dat er best veel informatie te vinden is, als je weet waar je moet zoeken.
Nienke: Het lastige is dat ik op de websites van andere organisaties vaak geen goed beeld van hun projecten krijg. Ik zat ter voorbereiding op dit gesprek aan aantal organisaties te googelen. Op hun websites kwam ik er niet zo goed achter wat ze nou precies doen. Zoals bij Playgrounds of bij STRP. Bij STRP werd voor het komende festival een performance aangekondigd. Ik kon daarvoor online kaartjes kopen. Maar wat het precies is, wat ik me erbij moet voorstellen, dat wordt me op basis van de website niet duidelijk. Als ik de meer digitale, technologische platforms bezoek, merk ik dat de vormgeving en communicatie waarvan ze zich bedienen, heel specifiek is. Als je, net als ik, uit een fysieke discipline komt, is die helemaal niet eenvoudig tot je te nemen.
Marlijn: Ik zit juist in die wereld, dus als er bepaalde kunstenaars voorbijkomen, dan ken ik die context al.
Nienke: Ja dan is het makkelijker om je door de websites en activiteiten te navigeren. Wat trouwens nog leuk is om te melden, is dat we op 11 mei 2024 een weekendje de Verkadefabriek in Den Bosch overnemen. Dat doen we met So You Think You Know Dance. Wij voelen ons verbonden met makers die sleuren en sleutelen aan de grenzen van de dans. Dat is onze basis. Daar is beeldend kunstenaar Wessel Verrijt ook een voorbeeld van. Bij de Verkadefabriek hebben we dan een soort museale setting, een non-lineair programma, met allerlei makers die bij DansBrabant werk maken. Ook de makers waar ik net over vertelde. De laatste film van Wessel tonen we ook. Het is goed om te kijken wat er al in Brabant is. Dat we nadenken over hoe we dat met elkaar zichtbaar kunnen maken.
Bas: Er gebeurt veel in de culturele sector en in het onderwijs, en er zijn ook een aantal commerciële plekken waar heel veel mogelijk is; plekken die openstaan voor innovatie.
Nienke: Een van de dingen die we bij het Performance Technology Lab altijd noemden in de aanvraag is dat ook commerciële partijen soms dingen ontwikkelen waar ze heel graag een kunstenaar op los laten. Om te weten wat er nog meer kan met die robotarm.
Marlijn: Of met fabrieksrobots. Zoals de voorstellingen van Dries Verhoeven met de titel Broeders verheft u ter vrijheid.
Bas: Wat zou je nog meer wensen, Nienke, voor de toekomst van DansBrabant?
Nienke: Het allerleukste zou zijn als Tilburg een grote werkplaats zou hebben waar je als maker gewoon in kunt duiken. Een permanente plek waar je verschillende dingen kunt doen. Maar als je echt zo'n plek hebt, dan kom je voor het probleem te staan dat na een jaartje alles al verouderd is.
Marlijn: Je zou een consortium kunnen oprichten van bijvoorbeeld onderwijsinstellingen en meer commerciële plekken die dingen kunnen uitlenen.
Bas: Ja, samen met de culturele organisaties die we al hebben, maar die misschien nog niet naar elkaar kijken.
Nienke: Ja inderdaad, dat is precies waar we het daarnet over hadden. Wat ik zou wensen is: al die mensen bij elkaar krijgen. Bij het Performance Technology Lab zit ook Theater aan de Rijn uit Arnhem, Via Zuid uit Maastricht en Ulrike Quade Company die veel met robotica werkt. Sowieso is dat ook een leuke partij om eens mee te praten over nieuwe technologieën en hoe je dat toepast. Zij werken bijvoorbeeld met een tech-dramaturg. En zij hebben ook weer een verbinding met het Huis Utrecht. Ook interessant is het Innovation:Lab dat startte als een initiatief van Theater Utrecht. Binnen de podiumkunsten zijn zowel het Huis Utrecht als het Performance Technology Lab belangrijke ontwikkelplekken.
Bas: En jullie?
Nienke: Wij haken aan als partner. Voor ons zijn dat soort plekken heel erg belangrijk. De plekken waar gebundeld wordt. Niet om die zelf te gaan opzetten. Ik denk dat we al genoeg te doen hebben.
Digitale transformatie
We leven steeds digitaler. We ontmoeten elkaar online. Bekijken de wereld door onze telefoon. En alles is binnen handbereik. Bijna alle sectoren ontwikkelen door van fysiek naar digitaal. Of zoeken een hybride vorm. Dat noemen we digitale transformatie.
Voor Kunstloc Brabant is het van belang bij deze nieuwe ontwikkelingen de vinger aan de pols te houden. En ogen en oren open te zetten voor de vragen en andere signalen die ons in relatie tot de digitale transformatie uit het culturele veld bereiken. We hebben het immers over de toekomstbestendigheid van de culturele sector.
In de loop van 2025 delen we best practices van Brabantse organisaties en makers. Hiermee geven we input aan een Brabantse leercommunity digitale transformatie. Daarin vinden instellingen en makers steun om gezamenlijk op te kunnen trekken en van elkaar te leren.
Wil je meer weten over digitale transformatie?
Neem dan gerust contact met ons op.