Digitale transformatie is een middel om jouw culturele organisatie of beroepspraktijk toekomstbestendig te maken. Het helpt jou en je collega’s om mee te bewegen met het publiek van de toekomst én hun veranderende wereld. Maar hoe doe je dat? En waar begin je?
Kunstloc ging in gesprek met een aantal pioniers op het gebied van digitale transformatie. Welke projecten initiëren zij? Welke ontwikkelingen signaleren zij in het kunstenveld. En waaraan is behoefte bij het verduurzamen van nieuwe initiatieven? Voor dit eerste artikel gingen adviseurs Marlijn Gelsing en Bas Veldhuizen in gesprek met Esther van Rosmalen van Witte Rook.
Witte Rook en de digitale transformatie
Witte Rook is een platform voor onderzoek, experiment en reflectie in Breda. Centraal staat de professionele beeldende kunst met bijzondere aandacht voor maatschappelijke vraagstukken. Doel van het programma van Witte Rook is het bieden van tijd, ruimte en context, met als belangrijkste middelpunt de stem van de kunstenaar. Dat doen ze met langlopende projecten zoals 49m2 dat in het Zaartpark in Breda de rol van kunst in de openbare ruimte onderzoekt, het meerjarenproject rondom innovatieve kunsttoepassingen in het Wilhelminapark of als broedplaats voor talent als kernpartner van Talenthub Inversie.
Het verhaal is voor Witte Rook belangrijk. De komende jaren wordt gefocust op het narratief van de kunstenaar, waarbij Witte Rook de nadruk legt op digital storytelling en hybride residencyprojecten die invulling geven aan de ‘AiR van de toekomst’. Het publiceren over het proces en de invloed van de digitale cultuur op kunst en samenleving krijgt daarbij bijzondere aandacht. Drijvende kracht achter Witte Rook is artistiek leider Esther van Rosmalen, die samen met projectcoördinator Manuela Porceddu en projectmedewerker Manon van Beek het team van Witte Rook vormt.
Digitaliseren en archiveren
Bas: Witte Rook is online heel actief. Jullie hebben net een nieuwe website gelanceerd en publiceren veel interviews en teksten online.
Esther: Dat klopt, onze website is nu weer modulair. We kunnen per item dat we publiceren zelf bepalen hoe het eruit komt te zien. Voorheen stond dat vast, de foto en tekstblokken moesten altijd op dezelfde plek komen te staan. Nu kunnen we daarmee schuiven waardoor we op verschillende manieren een verhaal kunnen vertellen. We kiezen de vorm die het beste past bij de inhoud.
Bas: Als je teruggaat naar het begin. Waar begon de slag naar digitalisering voor jullie? Al meteen?
Esther: Nou die focus was er eigenlijk altijd al. Dat begon al met het idee om een online platform op te zetten. Meer voor de verhalen, omdat die natuurlijk altijd missen. We begonnen met kunst in de publieke ruimte. Op een gegeven moment merkten we dat er veel meer kunstvormen zijn die een verhaal nodig hebben. Het verhaal werd sowieso steeds belangrijker. Daar waren we best vroeg in, om dat te signaleren. En ook om daar wat mee te doen.
Bas: Wanneer is Witte Rook gestart?
Esther: In 2016 is het platform opgericht. Maar de website waarmee we van start zijn gegaan, en die we in de loop der tijd steeds verder hebben uitgebouwd, stort nu zowat in. Dus, we moesten over op een nieuwe website.
Marlijn: Ga je dingen archiveren? Of wil je dat alles zichtbaar blijft?
Esther: Er zijn keuzes die we moeten maken. Welke dingen zijn nog steeds relevant voor waar we nu mee bezig zijn? Dat bekent ook dat we van sommige dingen afscheid moeten nemen. Of overwegen dat die URL een eenvoudige versie wordt van wat het ooit was, met alleen nog teksten die lezenswaardig zijn, maar niet meer in ons nieuwe programma of bij onze doelen passen.
Marlijn: Heb je daar met LI-MA gesprekken over?
Esther: De gesprekken met LI-MA zijn een project waarbij wij hun proces volgen naar het ontwikkelen van een onsite en online plartform. Dat is een grote en hele interessante stap waar we zelf ook veel van leren. Wij zijn zelf nu vooral bezig met het maken van keuzes over de nieuwe website: wat komt erop? En daarna gaan we nadenken over het archiveren van stukken die niet, of nog niet, zijn overgezet naar de nieuwe website.
Bas: Er zijn meer instellingen die met het onderwerp archivering bezig zijn. MU werkt aan een eigen platform; de MU Hybrid Art Hive. Dat is een virtuele bijenkorf, waarin je allerlei informatie uit het verleden, stukjes archief, kunt gebruiken om bijvoorbeeld je eigen lesprogramma mee te schrijven, om onderzoek te doen of om verdiepende info bij een live presentatie te ontsluiten.
Marlijn: Maar dat is echt een groot project hoor. Heel interessant, maar het vraagt een enorme investering.
Esther: Ja, het zijn gelijk hele grote, tijdsintensieve projecten. Wij hebben daar de financiering gewoon niet voor. Maar we moeten wel stilstaan bij het archiveren. Dat wordt voor ons als kleine organisatie een steeds relevanter vraagstuk, hoe we al die content in het kunstensysteem kunnen brengen.
Bas: Praat je daarover met andere instellingen of makers? Het is een belangrijk onderwerp bij jullie.
Esther: We werken steeds meer met formats of geven richtlijnen voor het delen van content aan makers of instellingen. Maar je merkt dat veel makers er slordig in zijn. Zij controleren bijvoorbeeld niet of nauwelijks wat er over hen uitgegeven wordt. Er zijn ook uitzonderingen. Kunstenaars die daar heel actief in zijn en alles goed registreren. Je merkt bij hen dat daar online ook naar gekeken wordt. Anderen nemen het gewoon ter kennisgeving aan en doen er niks mee. In het kader van talentontwikkeling, bijvoorbeeld bij Inversie, stel ik het daarom altijd aan de orde. Door te vragen ‘waar zijn je publicaties?’ en ‘waarom staan die niet op je website als ze al online verschenen zijn?’. Kunstenaars zijn zich er niet altijd bewust van dat het goed is voor je cv en zichtbaarheid.
Bas: Ja het heeft inderdaad te maken met bewustzijn. Dat is ook een taak voor ons: meer bewustzijn creëren.
Digital Explorers met een tuin
Bas: Hoe manoeuvreren jullie tussen wat je online zet en wat niet? Met de wetenschap dat de digitale wereld ook een kwetsbare plek is, dat het zo weer weg kan zijn als je het niet actief onderhoudt.
Esther: We maken geen fysieke publicaties. Het is heel moeilijk om geld voor een publicatie bij elkaar te krijgen. We zouden wel graag een publicatie willen maken over ons onderzoek Entrepot, misschien in combinatie met onze huidige samenwerking met LI-MA.
Marlijn: Kun je iets vertellen over Entrepot?
Esther: Entrepot is een onderzoek naar digitale strategieën in de beeldende kunst. We startten het rond 2020 tijdens corona en rondden het af in 2022. De vraag die centraal stond was: ‘Hoe kunnen kunstenaars digitale ruimte innemen en welke rol kunnen wij als beeldende kunstorganisatie daarin spelen?’ Tijdens ons onderzoek hebben we veel gesproken met makers en andere instellingen die zich hier mee bezighouden zoals Baltan Laboratories, LI-MA, Institute of Network Cultures, Waag, DEN en met onderzoekers en makers zoals Annette Dekker, Martine Nedam, Jan-Robert Leegte, Constant Dullaart en Nieck de Bruijn als galeriehouder van Upstream Gallery.
Bas: Staan die gesprekken allemaal online?
Esther: Ja die staan allemaal op onze website.
Bas: Wat waren de inzichten die je kreeg, naar aanleiding van de gesprekken die je voerde?
Esther: We merkten dat de inhoudelijke aanpak heel erg gewaardeerd werd. Het is een heel klein gebied. Iedereen kent elkaar. Maar daardoor raakt het inhoudelijke gesprek soms wat op de achtergrond. De gesprekken richtten zich al snel op technische aspecten, en ze hoeven elkaar op dat vlak niet veel meer te vertellen. Op het moment dat wij als buitenstaanders inhoudelijke vragen stelden, een ander soort vragen dan ze gewend zijn, kwamen daardoor ineens veel inzichten die interessant zijn voor degenen die daar minder kennis van hebben naar boven.
Bas: Dat is interessant. Goede benadering.
Esther: Ja je merkt dat het stellen van dit soort vragen past bij onze rol. Door deze kwesties vanuit een ideologische positie te benaderen ga je op een andere manier over kunst nadenken. Er zijn bijvoorbeeld hele simpele dingen waar je aan moet denken bij het conserveren van een digitaal werk. Je moet het in een netwerk plaatsen, er zit een hele community omheen en het beweegt zich in een maatschappelijke context. En er is een enorme behoefte tot delen, bijna iedereen werkt open source.
Bas: Ben je de platforms die je noemde ook zelf gaan gebruiken? Ben je er zelf deel van geworden?
Esther: We gebruiken sinds kort Common.garden, een platform geïnitieerd door de kunstenaar Constant Dullaart. Bij onze laatste tentoonstelling bijvoorbeeld, maar er is nog een wereld te winnen bij kunstenaars. Sommigen gingen er heel enthousiast mee aan de slag terwijl anderen geen idee hadden wat ze ermee aan moesten’. We moeten er zelf ook nog veel over leren. Dus binnenkort gaan we een open call uitzetten voor Digital Explorers.
Marlijn: Waarom koos je voor Common.garden als platform?
Esther: Dat komt omdat het sociale aspect er goed in vertegenwoordigd is. Je kan daar dingen opzetten, zoals chatboxen, maar je kan er ook samenkomen en gesprekken voeren. We willen nu samen met kunstenaars, schrijvers en andere digital explorers uitzoeken hoe we die ruimte kunnen gebruiken. En Common.garden gaat over esthetiek, de tentoonstellingsexponent is er goed in vertegenwoordigd. Het beschikt over een navigatiesysteem waarin je kan zien naar welke plekken je toe kan gaan. Dat is eigenlijk een tentoonstellingsplattegrond. Daarnaast kan je er elkaar ontmoeten. Net zoals bij een tentoonstelling.
Bas: Maar waarom maak je nog een website als je dit ook kan?
Esther: Nou ja, het zijn allemaal aparte gardens. Het leent zich niet voor de informatie die je via een website ontsluit. Het is echt voor ontmoeten bedoeld.
Bas: Jullie bieden dus ook digitale residenties aan via Digital Explorers. Hoe werkt dat?
Esther: Dat klopt, we bieden een digitale residentie aan die zich afspeelt in de online Common.garden. Kunstenaars kunnen hier onderzoeken hoe digitale methodes invloed hebben op hun werk en welke betekenis het heeft om online te exposeren.
Marlijn: Zijn er projecten waar Witte Rook nu aan werkt waar de digitale wereld en fysieke wereld zich langzaam aan het vermengen zijn? Hoe gaan jullie daar mee om?
Esther: Toevallig ben ik sinds kort betrokken bij het Det Digit Art House in Knegsel. Dat is een Artist in Residence in wording, er moet nog een algemene site voor komen. Det Digit, ofwel Det Bazelmans, is de kunstenaar achter het project. Ze wordt volgend jaar negentig en wil na haar dood haar hele huis omvormen tot een Artist in Residence, met name vanuit de insteek van digitale cultuur. Det was een van de eerste vrouwelijke digitale kunstenaars, haar werk vertoont veel overeenkomsten met de commons ideeën achter de digitale cultuur. Ze is nooit echt opgepikt of gezien, daarom willen we haar werk weer onder de aandacht brengen. In september komt het boek uit, met artikelen van Sanneke Huismans van LI-MA en Marleen Stikker, oprichter en directeur van Waag Futurelab.
Bas: Wat wordt de rol van Witte Rook daarin? Gaan jullie programmeren bij het Det Digit Art House?
Esther: We gaan eerst met Det Digit Art House nog wat pilots doen en brengen een boek uit over Det want Det leeft nog, dus we hebben haar nu gebombardeerd als eerste Artist in Residence zodat ze deel uitmaakt van de historie. Knegsel ligt ook onder de rook van Eindhoven, dus we hopen dat financiering via het ASML x Brabant C fonds mogelijk is.
Bas: Dat klinkt als een mooi project. Die zagen we niet aankomen. Zijn er nog andere projecten waarbij digitaal en fysiek hand in hand gaan?
Esther: Nou, we hebben al een aantal projecten waar de wisselwerking tussen onsite of online, tussen ter plekke beleven of vanachter je computer beleven, een rol speelt. Een voorbeeld is het project in het Wilhelminapark in Breda. Daar hebben we onder andere een audiowandeling gemaakt samen met kunstenaar Paul Devens en er zullen meer gaan volgen. Via onze website moet dat door ons worden gevoed en aangestuurd. Maar op termijn moet er misschien iets aparts voor komen zodat je toegang hebt tot een hele catalogus van al die audiowerken. Aan onze kunstenaars vragen we om mee te denken over deze hybride vormen. Want ja, we zijn eigenlijk verhalenvertellers, de vraag is alleen: hoe vertel je dat verhaal? En welke beslissingen moet je nemen om te zorgen dat de werkdruk niet te groot wordt? Bij kleinere organisaties speelt dat aspect altijd een rol.
Marlijn: Ik hoor je een paar keer zeggen ‘wij zijn van het verhalen vertellen’ en dat het zoveel vragen oproept hoe je dat kan doen. Voor nu en voor de borging van de kunstgeschiedenis die zich aan het ontwikkelen is. Je bent bijna een soort reisleider door het digitale universum aan het worden.
Esther: We werken half in de fysieke wereld en half in de digitale wereld. Aan de ene kant doen we projecten waarmee we digitale publicaties uitbrengen. Daarmee willen we dingen doorgronden, verhalen ophalen en tot nieuwe inzichten komen, en dat brengen we online bij elkaar. Aan de andere kant zijn er ook projecten die een fysiek resultaat hebben, en we kijken heel goed naar hoe we deze twee werelden aan elkaar kunnen verbinden zodat we zo veel mogelijk verhalen kunnen vertellen. Het digitale biedt enorm veel mogelijkheden om te interacteren, alleen het vraagt wel om een hele andere vormgeving. Je moet tijdens het schrijfproces al nadenken hoe het online gaat komen en daar rekening mee houden. Je kan veel meer in blokjes denken.
Bas: Hoe komen jullie aan het schrijftalent dat dit soort teksten kan verzorgen?
Esther: Het is een wens van ons om met meer verschillende disciplines te werken. Het schrijven willen we graag doorontwikkelen. Schrijven als vorm en onderdeel van talentontwikkeling. We merken ook dat daar behoefte aan is als we werken met jonge kunsthistorici of kunstenaars. Performances, digitale kunst, conceptuele kunst; al die vormen vragen om zoveel extra informatie. Alleen een recensie of interview schrijven is niet voldoende. Interviews zijn natuurlijk een vorm van onderzoek. Maar je hebt ook een andere context nodig. Bijvoorbeeld in de vorm van een beschouwing. Juist bij performance is dat steeds belangrijker. Want de registratie op foto of film is niet altijd wat de performer wil laten zien. Of dat is een klein stukje ervan. Dat is niet de beleving het meegeven van de beleving of het geeft een enorm vertekend beeld. Daarvoor zijn beschrijvingen beter, die subjectieve onderdelen zijn ook belangrijk.
Het financieren van de digitale transformatie
Marlijn: Wat hebben jullie nodig om jezelf digitaal verder te ontwikkelen? Wat zou de boel kunnen versnellen?
Esther: Digitalisering gaat meestal over het digitaal ontsluiten van een archief in de vorm van foto’s of documenten. Maar de echte innovatie, hoe je verder kunt komen als je informatie met elkaar verbindt en openlijk met elkaar deelt, daar is minder belangstelling voor. Die waarde wordt onvoldoende erkend. En voor het opzoeken van die verbinding, is het toch belangrijk om het over geld te hebben. Geen enorme bedragen, maar kleine budgetten die relatief makkelijk zijn om te krijgen, een soort makerssubsidie om dit soort ontwikkelingen mogelijk te maken. Want je moet dingen uitproberen en kosten kunnen maken. En het kan altijd nog fout gaan, innoveren gaat met mislukking gepaard. In je beleidsplan is daar nooit ruimte voor. Een stimuleringssubsidie, of startsubsidie, die helpt je dan al heel erg op weg.
Marlijn: Het is lastig om een nieuwe stroming van de kunstgeschiedenis te duiden als je er middenin zit. Hoe kan je de impact ervan naar buiten brengen voordat je überhaupt aan zo’n experiment begint?
Bas: In die zin is het argument van Moonshot Digitale Cultuur interessant om naar te kijken. Zij stellen dat digitale cultuur heel belangrijk is, maar dat het momenteel sterk versnipperd en daardoor onvoldoende tot ontwikkeling komt en onvoldoende zichtbaar is. We zijn nu eenmaal gewend het kunstenveld te ordenen in disciplines. De fondsen benaderen het veld vaak nog steeds op die manier. Terwijl digitale cultuur per definitie interdisciplinair is. Met als gevolg dat maar weinig subsidieregelingen aansluiten op de specifieke behoeften van makers en organisaties. Daarom pleit Moonshot voor extra middelen voor platforms en labs om dingen te kunnen ontwikkelen én te kunnen doorontwikkelen.
Esther: Het is inderdaad vaak zo dat je hele subsidie al zo’n beetje vastligt en dat je moet knokken om digitalisering daarin te krijgen. Het probleem is ook dat bij de commissies die subsidieaanvragen beoordelen nog onvoldoende kennis aanwezig is over digitalisering. Als je het binnen je beleid kunt verklaren gaat het goed, maar als het gaat over experimenteren en onderzoek naar digitalisering dat ietwat losstaat van je beleid dan moet je daar hard aan trekken.
Bas: Ik hoop dat ons pleidooi ertoe leidt dat we in Brabant hiervoor extra middelen kunnen vrijmaken, dat is heel hard nodig. Dat doen we in samenwerking met DEN en de provincie. In de hoop en verwachting dat Brabant de komende jaren een proeftuin wordt voor digitale transformatie in de culturele sector. Één van de dingen die we daarbij willen bewerkstelligen is extra aandacht voor de positie van makers en kleinere instellingen. Een organisatie als Witte Rook is daar een mooi voorbeeld van.
Digitale transformatie
We leven steeds digitaler. We ontmoeten elkaar online. Bekijken de wereld door onze telefoon. En alles is binnen handbereik. Bijna alle sectoren ontwikkelen door van fysiek naar digitaal. Of zoeken een hybride vorm. Dat noemen we digitale transformatie.
Voor Kunstloc Brabant is het van belang bij deze nieuwe ontwikkelingen de vinger aan de pols te houden. En ogen en oren open te zetten voor de vragen en andere signalen die ons in relatie tot de digitale transformatie uit het culturele veld bereiken. We hebben het immers over de toekomstbestendigheid van de culturele sector.
In de loop van 2025 delen we best practices van Brabantse organisaties en makers. Hiermee geven we input aan een Brabantse leercommunity digitale transformatie. Daarin vinden instellingen en makers steun om gezamenlijk op te kunnen trekken en van elkaar te leren.
Wil je meer weten over digitale transformatie?
Neem dan gerust contact met ons op.