De Nederlandse overheid haalt meer uit de boekensector dan ze erin stopt, zegt schrijver Maarten Asscher. ‘Met de btw, met inkomstenbelasting, met vennootschapsbelasting. Reken maar uit, er worden hier per jaar 43 miljoen boeken verkocht; alleen al de btw over die omzet, ook met het lage tarief, levert de overheid meer op dan wat er aan subsidies uit gaat.’ Een zorgelijke constatering: dat het minste geld gaat naar de plekken waar de oorspronkelijke waarde wordt gecreëerd. De auteurs, de vertalers, de vormgevers, de ontwerpers, de mensen die zorgen dat boeken inhoudelijk iets voorstellen, zitten in het financiële verdomhoekje.
Tot 2028 is via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 23,79 miljoen euro per jaar gereserveerd voor letteren. Daarvan gaat een deel onder meer naar instellingen die aan leesbevordering of leespromotie doen (Stichting Lezen, Schrijverscentrale, Schoolschrijver), naar het Utrechtse literatuurfestival ILFU, naar het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en naar het Literatuurmuseum. Het grootste deel, ruim 17 miljoen euro per jaar, gaat naar het Nederlands Letterenfonds. Dat verdeelt die subsidie vervolgens weer onder schrijvers, vertalers en illustratoren, deels rechtstreeks – in de vorm van projectsubsidies – en deels via het financieren van werkplekken en literaire prijzen. Verder geeft ook het Nederlands Letterenfonds geld aan organisaties die zich inzetten voor literatuureducatie en leesbevordering, financiert het literaire festivals als Wintertuin, Poetry International en Crossing Border en promoot het de Nederlandse literatuur op internationale beurzen.